Eén op één
Soms schrikt Bente even op momenten dat Cesar en ik dicht bij elkaar zijn. 'Eén op één,' roept ze dan. 'Het is bijna eng, jullie zijn één op één!' Het schijnt in onze gezichten te zitten, zelf zie ik dat niet. Ik zie wel iets in de vorm van zijn hoofd, dezelfde vorm als Bentes hoofd. Een hartjesvorm: rond aan de bovenkant, spits van onder. Met heel lage oortjes. Toen Cesar werd geboren, zag ik meteen die lage oortjes. 'Hij heeft jouw oortjes,' was het eerste dat ik tegen Bente over hem zei. Het ging er niet eens om dat ze zo laag zaten, meer dat het zulke flapoortjes waren.
Op dat moment vond ik het niet leuk om dat te benadrukken, er flapte wel meer uit Bentes keizersnee op dat moment. Darmen, meen ik me te herinneren. Ik weet zeker dat ik ze heb gezien toen ik over het blauwe wandje haar lichaam in spiekte. Bente vraagt nog weleens of ik dat niet vies vond. Nee, aan jou vind ik niets vies, zeg ik dan en ze weet hoeveel dat betekent. Want Cesar en ik lijken wel vaker op elkaar. Vaak ben ik niet eens thuis als Bente vervloekt hoeveel hij op me lijkt. Dan heeft hij net gegeten. Of iets gedronken. Of hij zit in de zandbak, soms komt het ook door klei. Dan spreidt hij zijn vingers en steekt zijn handen in de lucht. 'Bah,' roept hij dan. 'Mama, bah!' Dan moeten er doekjes komen, veel doekjes, anders doet Cesar niks meer.
Poetsen?
Dat heb ik ook: als ik me vies voel, ga ik op slot. Dan wil ik mijn handen wassen, moeten mijn kleren uit en ga ik het liefst onder de hogedrukspuit. Ik heb dat in opdracht van Bente nooit op ons kind geprojecteerd, handen wassen deed ik daarom stiekem. Maar het zit in zijn genen: Cesar vindt vrijwel alles vies. Kruimels: bah! Druppels: bah! Zand: bah! Als Cesar chips eet, moet er een pak doekjes naast hem liggen om tussendoor zijn handen kruimelvrij te maken, anders kan hij er niet van genieten.
Met de vochtige doekjes uit het gele pakje boent hij zichzelf dan schoon, maar er zijn ook doekjes uit een groen pakje die niet voor de gevoelige babyhuid zijn bedoeld. Met die doekjes boent Cesar de vloeren. En de ramen. Eigenlijk alles waar hij bij kan. Als je met infrarood door ons huis zou gaan, zou alles onder de anderhalve meter aanzienlijk schoner zijn dan alles erboven. Als ik hem zo ijverig bezig zie, schaam ik me haast dat hij ook die eigenschap van mij heeft overgenomen. Liever kan hij gewoon heel goed voetballen. Of timmeren. Maar dat kan hij niet, want dat kan ik ook niet. Daarom ga ik gewoon maar bij hem zitten. 'Poetsen?' vraagt Cesar dan. 'Poetsen,' antwoord ik en ik trek een doekje uit het pak. 'Eén op één,' roept Bente uit de verte. 'Doodeng!'