Angst bij kinderen
Angst is in principe een nuttige menselijke reactie op een bedreiging. Het zorgt ervoor dat je kind bepaalde dingen niet doet. Bijvoorbeeld een grote hond met een fikse rij tanden zomaar aaien. Of de sloot achter je huis in lopen. Kinderen die geen angst kennen, zijn vaak moeilijker op te begeleiden dan kinderen die wel angst kennen.
Het wordt pas zorgelijk wanneer je kind zich op bepaalde punten niet goed ontwikkelt omdat hij te veel dingen niet durft. Zo kan hij bijvoorbeeld de glijbaan niet op omdat het trappetje zo hoog is . Extreme verlegenheid kan ook lastig zijn: dan blijft hij uit de buurt van mensen en leert hij niet op een normale manier met 'vreemden' omgaan.
Angst hoort erbij
Verschillende soorten angst horen bij de ontwikkeling van je kind:
-
eenkennigheid (alleen bij jou willen zijn): rond de negen maanden.
-
verlatingsangst (niet alleen willen zijn): rond anderhalf jaar.
-
magisch denken (angst voor een monster onder het bed): peuters.
-
bang voor kleine pijn (niet naar de kapper willen, gillen bij een wondje): vijf jaar.
-
bang om buitengesloten te worden: zeven, acht jaar.
Tips om met angst bij kinderen om te gaan
Neem de angst van je kind serieus, ook als je die niet kunt plaatsen. Is hij bang voor een speelgoedkonijn? In zijn fantasie kan die tot leven komen. Een draak kan staan voor bijvoorbeeld woede. Het kan ook zijn dat je kind jouw angst heeft overgenomen. Misschien zeg jij bij een beetje bloed wel: dat is zo naar, kijk maar niet.
Stel jezelf de volgende vragen als je de angst van je kind niet kunt plaatsen:
- 01.
Is het een fase in zijn ontwikkeling (zie hierboven)?
- 02.
Is er iets bijzonders gebeurd in zijn leven (een scheiding, een verhuizing, een baby erbij)? Dan kan hij opeens bang zijn voor iets heel anders (honden, brand).
- 03.
Is er sprake van nog meer bijzonder gedrag?
- 04.
Wat draag ik zelf over?
Lees ook: Dit zijn de 11 ontwikkelingsfases van je kind
Hou het luchtig
Geef de angst van je kind geen podium. Blijf luchtig en spreek vertrouwen uit: 'Je kan dit, het gaat weer over.'. Bedenk samen iets dat hem helpt zich veiliger te voelen. Misschien een liedje dat jullie samen oefenen en dat hij kan zingen als jullie er niet bij zijn. Of een zelfgemaakte talisman, zoals een knuffel of een foto in een lijstje. Zo heeft hij iets vertrouwds om even naar te grijpen als de spanning oploopt.
Ga niet mee in de vermijding
Angstige kinderen roepen vaak een beschermende reactie op bij ouders. Je wilt ze weghouden bij spannende situaties, zoals een donkere gang of een huiskamer vol bezoek. Heel logisch, maar op de lange termijn niet helpend. Zo bevestig je juist de angst, waardoor een kind er minder snel overheen groeit. Onthoud: je daden spreken harder dan je woorden.
Vertrouwen is een werkwoord
Bang zijn hoort erbij, dat is heel normaal. Erken het gevoel, maar spreek daarna vooral vertrouwen uit: 'Ik weet dat jij dit kan!'. Laat je kind spannende dingen in kleine stapjes oefenen en juich de vooruitgang toe, hoe klein ook. Vaak kan je kind meer dan hij zelf denkt en soms ook meer dan jij dacht.
Laat zien dat je vertrouwen hebt
Als jij vertrouwen uitstraalt, voelt je kind zich niet hulpeloos of zwak. Langzaam maar zeker gaat het zichzelf zien als sterker dan voorheen. De grootste uitdaging is niet de angst zelf, maar de overtuiging dat die niet te stoppen is. Angst zakt vanzelf weg zodra je kind merkt dat het enge niet gebeurt of eigenlijk helemaal niet zo eng blijkt te zijn.
Wanneer hulp inschakelen?
Wordt de angst van je kind zo groot dat het dagelijkse leven er sterk door beïnvloed wordt? Of merk je dat het niet beter gaat ondanks alle inzet, maar juist slechter? Ga dan eens langs bij de huisarts of een opvoedspreekuur. Doe dat ook wanneer je kind terugvalt in zijn ontwikkeling – bijvoorbeeld als hij opeens weer in zijn broek plast, niet meer met vriendjes durft te spelen of gaat stotteren. De huisarts kan je zo nodig doorverwijzen naar een speltherapeut of pedagoog.
Bronnen: CJG, Opvoedadvies