Wat is de beroepskracht-kindratio precies?
De beroepskracht-kindratio (BKR) geeft aan hoeveel pedagogisch medewerkers (beroepskrachten) er minimaal aanwezig moeten zijn per aantal kinderen in de kinderopvang. Deze verhouding is wettelijk vastgelegd en bedoeld om te zorgen voor veilige, verantwoorde en kwalitatief goede opvang.
Hoe werkt het? De ratio hangt af van:
-
De leeftijd van de kinderen
-
Het aantal aanwezige kinderen
-
Het type opvang (bijv. dagopvang, peuteropvang of buitenschoolse opvang)
Een goede BKR betekent dat: er voldoende aandacht is voor elk kind, de veiligheid beter gewaarborgd is en pedagogisch medewerkers het werk beter aan kunnen.
Het aantal kinderen per pedagogisch medewerker
De meest gekozen vorm van kinderopvang is het kinderdagverblijf. Je kind zit in een horizontale groep, met kinderen van dezelfde leeftijd, of in een verticale groep, met kinderen van verschillende leeftijden. In de groepen van nul tot vier jaar zitten maximaal zestien kinderen, afhankelijk van de leeftijden en het aantal begeleiders.
-
Kinderen van 0-1 jaar: maximaal 3 kinderen per professional
-
Kinderen van 1-2 jaar: maximaal 5 kinderen per professional
-
Kinderen van 2-3 jaar: maximaal 6 kinderen per professional
-
Kinderen van 3-4 jaar: maximaal 8 kinderen per professional
Buitenschoolse opvang
Vanaf 1 juli 2024 is er op de BSO geen exact aantal kinderen per medewerker. Er is gekozen voor een rekensom waarmee het dus kan verschillen. Het aantal kinderen per medewerker voor de BSO wordt berekend op locatieniveau ipv op groepsniveau. In de dagopvang is dit wel per groep.
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen op een kindercentrum wordt bepaald op basis van de formule: (A x 0,1) + (B x 0,083), waarbij:
-
A staat voor het aantal kinderen op het kindercentrum in de leeftijd van vier jaar tot en met zes jaar.
-
B staat voor het aantal kinderen op het kindercentrum in de leeftijd van zeven jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt.
-
Bij een uitkomst van 18 of hoger naar boven wordt afgerond.
-
Bij een uitkomst lager dan 0,18 er ten minste een beroepskracht wordt ingezet, indien er kinderen aanwezig zijn op het kindercentrum.
Met de BKR rekentool kun je berekenen hoeveel beroepskrachten wettelijk minimaal verplicht zijn in de kinderopvang.
Vaste medewerkers voor nuljarigen
Baby's tot een jaar (maar ook voor de 'niet 0-jarige') moeten bij de opvang minimaal twee vaste medewerkers hebben die hen begeleiden. Dit heet het vaste-gezichtencriterium. Een vaste medewerker weet hoe een baby zich ontwikkelt, waar hij gestrest van raakt en waar het kind behoefte aan heeft. Het vaste-gezichtencriterium geldt niet voor de buitenschoolse opvang (BSO).
Lees meer: Wet kinderopvang: dit zijn de nieuwe regels van dit jaar
Hoeveel vaste gezichten per kind?
De regels voor het aantal vaste gezichten staan in artikel 7 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. In het besluit wordt een vast gezicht een 'vaste beroepskracht' genoemd.
-
Worden op een groep 1 of 2 pedagogisch medewerkers ingezet volgens de BKR? Dan mag een baby maximaal 2 vaste gezichten hebben. Voor kinderen van 1 jaar en ouder zijn dat er maximaal 3.
-
Worden op een groep 3 of meer pedagogisch medewerkers ingezet volgens de BKR? Dan mag een baby maximaal 3 vaste gezichten hebben. Voor kinderen van 1 jaar of ouder zijn dat er maximaal 4.
Naast het 'vaste gezicht' kunnen andere pedagogisch medewerkers worden ingezet. Voor kinderen met een flexibele dagen opvang geldt het vaste gezichtencriterium niet.
Horizontale en verticale groepen
Sommige kinderdagverblijven werken met horizontale groepen en andere met verticale groepen:
-
In een verticale groep zitten kinderen van nul tot vier jaar. Doordat er kinderen van verschillende leeftijden aanwezig zijn, lijkt dit het meest op een thuissituatie en kunnen broertjes en zusjes met elkaar in een groep komen. Andere voordelen zijn dat kinderen door de leeftijdsverschillen leren omgaan en rekening houden met de behoeftes van kinderen die ouder of jonger zijn. Bovendien houden ze in een verticale groep vaak vier jaar lang dezelfde pedagogisch medewerkers, waardoor ze met hen een hechte band kunnen opbouwen.
-
In een horizontale groep zitten kinderen van dezelfde leeftijd. Een voordeel hiervan is dat de pedagogisch medewerkers specifieker kunnen ingaan op de ontwikkelbehoefte van de kinderen van een bepaalde leeftijd. Het dagritme in de babygroep is bijvoorbeeld heel flexibel en past bij het dagritme van individuele baby's. Bij peuters ligt het dagritme juist redelijk vast, zodat de kinderen weten wat er komen gaat en ze daardoor grip krijgen op het begrip tijd.
Het is goed om over deze verschillen na te denken en het soort groep te kiezen dat jou als ouder het meeste aanspreekt.
Lees meer over het dagritme op de kinderopvang.
Krijgt mijn kind wel genoeg aandacht?
Pedagogisch medewerkers zijn gewend om met een groep kinderen te werken. Ze rollen niet van het ene incident in het andere, zoals ouders soms denken. Niet alle kinderen hebben op hetzelfde moment evenveel aandacht nodig. Kinderdagverblijfleidsters maken je kind een groot deel van de dag mee en kennen hem goed. Hierdoor hebben de medewerkers het ook in de gaten als het niet goed gaat met je kind. Bijvoorbeeld als hij hangerig is, weinig eet of bij de begeleidster in de buurt blijft in plaats van zelf te gaan spelen. De leidsters bespreken dit soort dingen met jou of je partner en proberen erachter te komen of er een oorzaak is en welke reactie het beste is.
Heeft je kind even wat extra aandacht nodig, geef dit dat aan. Misschien krijgt je kind wel een broertje of zusje, slaapt hij net in een nieuw bed of zijn er andere dingen die veel indruk op hem maken. De pedagogisch medewerker kan hier dan rekening mee houden.
Voor ieder kind een mentor
Ieder kind in de kinderopvang krijgt een mentor. Ook de kinderen die op wisselende dagen naar de opvang gaan (flexibele opvang). De mentor is een pedagogisch medewerker uit de groep van je kind. De mentor stimuleert de ontwikkeling van je kind door bijvoorbeeld doelen te stellen. Zijn er bijzonderheden in de ontwikkeling van je kind? Dan verwijst de mentor jullie door voor verdere hulp.
Lees ook: Hoe zit het met de kinderopvangtoeslag in 2025?
Het vierogenprincipe
Het vierogenprincipe betekent dat de houder van een kindercentrum de dagopvang op zodanige wijze organiseert, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Dit kan dus ook een vrijwilliger, stagiair of ouder zijn. De aanleiding voor het vierogenprincipe is de Amsterdamse zedenzaak waarin pedagogisch medewerker Robert M. meerdere kinderen ernstig seksueel misbruikte.
Hoe een kinderdagverblijf het vierogenprincipe precies invult, verschilt per organisatie. Het moet worden afgestemd met de oudercommissie en het moet in het pedagogisch beleidsplan opgenomen worden. Een aantal voorbeelden uit de praktijk:
- 01.
Een (beeld)babyfoon in de slaapkamer
- 02.
Inzet van een extra vrijwilliger of stagiaire
- 03.
Lokalen met glazen wanden
- 04.
Open en aangrenzende ruimtes
- 05.
Doorkijkgaten of ramen tussen groepsruimtes
- 06.
Een gezamenlijke verzorgingsruimte die de groepsruimtes verbindt
De GGD beoordeelt of een kinderdagverblijf zich aan het vierogenprincipe houdt.
Lees ook: Zo kies je het juiste kinderdagverblijf voor jouw kind
Bron: Rijksoverheid.nl