Luna, de dochter van Lotte, was drie jaar toen hamster Pietje op een dag roerloos in zijn kooitje lag. 'Hij was nog geen jaar oud. Ik had al een keer een hamster in winterslaap bijna begraven, dus dat gebeurde me geen tweede keer.
Toen Pietje na een halfuur opwarmen bij de kachel, een tip die ik vond op internet, nog steeds doodstil lag, moesten we concluderen dat hij toch écht dood was. Luna moest eerst heel hard huilen, maar daarna werd het de vrolijkste begrafenis ooit. En na de plechtigheid zei ze, heel praktisch: "Nou, dan moeten we nu maar een nieuwe hamster kopen."'
Híér met dat blokje
Het doet je afvragen: tot welke emoties zijn peuters al in staat? Hebben ze inlevingsvermogen? Echt verdriet? En kunnen ze iemand niet-mogen? 'Mensen denken vaak dat een peuter zomaar door emoties wordt overspoeld. Dat een emotie iets is wat hem overkomt,' zegt hoogleraar ontwikkelingspsychologie Carolien Rieffe, die verbonden is aan de Universiteit Leiden. 'Maar zo werkt het niet. Een emotie is altijd een communicatiemiddel naar de omgeving.' Een kind uit een emotie omdat hij iets voor elkaar wil krijgen: troost, een lekker toetje, dat mooie stuk speelgoed NU.
Achter elke emotie schuilt dus een vernuftig plan, een doel dat behaald moet worden. Volgens Rieffe begint een emotie met een algeheel gevoel van leuk of niet-leuk. 'Als een vriendje op de crèche een blokje afpakt, voelt een kind één brok negativiteit. Vervolgens kiest hij (onbewust) een strategisch pad om zijn doel (hij wil het blokje terug) te bereiken: gaat hij het gevecht aan, dan noemen we dat 'boos'.
Wil hij troost en hulp uit zijn omgeving, dan noemen we dat 'verdriet''. Zo leert een kind, dat zich verbaal nog niet goed kan uiten, welke emotie het beste werkt om welk doel te behalen. En ze zien al snel wat voor hen werkt. Want wie is er nou niet gevoelig voor een huilende, stampvoetende of stralend lachende peuter?
Lees hier alles over de sociaal-emotionele ontwikkeling van peuters.
Zielig kijken
Rieffe: 'Bij kinderen die achttien maanden oud zijn, zie je al dat ze hun emoties doelgericht uiten, zo blijkt uit onderzoek. Als peuters gefrustreerd zijn gemaakt omdat een leuk speeltje al na tien seconden in een afgesloten kist wordt gestopt door de onderzoeker, en hun moeder komt binnen, gaan ze zielig kijken omdat ze weten dat ze dan meer steun krijgen.'
Bij peuters staat dit vermogen wel nog echt in de kinderschoenen. Regelmatig knallen ze hun ongenoegen er nog ongecensureerd uit: ik wil dat koekje, hier met dat koekje. Ik wil die step, hier met die step. Ze moeten nog leren dat emoties niet altijd rendabel zijn. Dat ze met hun boze gedrag niet altijd bereiken wat ze graag willen, omdat ze (a) hun zin niet krijgen en het (b) niet bevorderlijk is voor de sfeer in huis.
Zo leren peuters langzaam een balans te vinden tussen: wat wil ik? Welke emotie helpt mij om mijn doel te bereiken? En in welke situatie is het gepast? Complexere emoties zoals schuld, schaamte en jaloezie ontstaan wat later. Je ziet er wel al vroege tekenen van bij peuters, blijkt uit onderzoek. Maar twee- en driejarigen kunnen deze gevoelens nog niet benoemen of erover praten.
Gevoelens mogen er zijn
Als je door die bril naar de onstuimige emoties van je peuter kijkt, kun je er al wat beter mee omgaan. Bedenk bij boosheid, tranen of gejengel: wat wil mijn kind nou eigenlijk vertellen? Zo maak je beter contact, want je hebt oog voor zijn behoeftes. Rieffe: 'Je helpt een kind op zo'n moment door hem op ooghoogte aan te kijken en zijn emotie te benoemen: "Ik kan zien dat je boos bent." Je kind leert dan om zijn gevoelens te verwoorden, zodat hij niet meer op de grond hoeft te gaan liggen schreeuwen.
Als je zijn gevoelens ook nog verklaart: "Je bent boos omdat je dat laatste snoepje niet krijgt," gaat je kind begrijpen waar zijn gevoelens vandaan komen.' Vervolgens kun je samen een oplossing of alternatief verzinnen. Bijvoorbeeld: wat nou als ik een bordje maak met gezond snoep in alle kleuren van de regenboog? Of: anders gaan we nog even naar de speeltuin?
Een psycholoog van Cambridge, John Lambie, die vorig jaar een bezoek bracht aan de Universiteit Leiden, vertelde aan Rieffe hoe hij dat met zijn kinderen aanpakt. Rieffe: 'Als Lambie in de speelgoedwinkel is, dan willen zijn kinderen alles hebben. Hij heeft altijd pen en papier bij zich en schrijft al hun wensen op. Jij wil dit en jij wil dat. Als ze klaar zijn en hij heeft alles aangehoord en opgeschreven, dan hoort hij er nooit meer iets over. Zo belangrijk is het om de gevoelens van je kind te respecteren.
Alle gevoelens zijn legitieme gevoelens. Je kind mag ze hebben en mag ze uiten. Daarna kun je gaan kijken: kan het of niet?' De realiteit is alleen een stuk weerbarstiger, erkent Rieffe. Want soms ben je moe, heb je haast en ben je even niet de geduldige, begripvolle ouder die je wilt zijn. Maar in een ideale wereld is het een mooi voorbeeld van hoe je je kind zijn emoties de ruimte kan geven.
Nu al empathisch
In de peutertijd zie je ook een eerste aanzet tot troosten. Valt een kind op de peuterspeelzaal uit een wipkip, dan is er meestal wel een kind dat gaat troosten of de juf erbij haalt. 'Kinderen kunnen al op heel jonge leeftijd met anderen meevoelen,' vertelt Rieffe. 'We gaan ervan uit dat dit meevoelen, dat we in de psychologie affectieve empathie noemen, een aangeboren capaciteit is. Zelfs kinderen met autisme bezitten het; als een ander kind verdrietig is, raken ze zelf ook van slag.' Cognitieve empathie, het vermogen om in iemands binnenste te gluren en te voorspellen waarom deze persoon zich zo voelt, ontwikkelen kinderen pas rond hun vierde à vijfde levensjaar.
Er is een uitzondering: als een peuter met eigen ogen ziet dat iemand van zijn fiets valt en huilt, of gekieteld wordt en lacht, dan snapt hij wél waarom deze persoon een bepaalde emotie laat zien. Maar zit zijn moeder opeens te huilen, dan is hij het spoor bijster. Hij kan dan niet bedenken wat er zoal gebeurd kan zijn. Het heeft weinig nut om de cognitieve empathie bij een peuter te pushen, want hij is gewoon nog niet zo ver. Als hij een jaar of vier à vijf is, kun je het wel stimuleren, blijkt uit het prijswinnende empathieprogramma Roots of Empathy, ontwikkeld door de Canadese opvoeddeskundige Mary Gordon.
In dit programma leren kinderen zich te verplaatsen in de gevoelens van een baby. De baby huilt, wat zal er aan de hand zijn? Is hij moe, hongerig, verveeld? Nieuwbakken ouders vinden het al moeilijk om deze emotionele puzzel te leggen. Toch is het voor kinderen een goede oefening, die hun emotionele geletterdheid een flinke duw omhoog geeft. Het maakt ze empathischer, socialer en hulpvaardiger – een effect dat drie jaar later nog meetbaar is. Goed nieuws voor ouders die een baby op komst hebben. Laat je kleuter straks meedenken, meehelpen en oplossingen aandragen.
Geven zonder nemen
Onbaatzuchtigheid is ook iets wat je al bij dreumesen en peuters ziet. Al is dat soms moeilijk te geloven als je kind iemands speelgoed afpakt, niet wil delen, en jij er als scheidsrechter 'samen delen, samen spelen' tussen staat te roepen. Toch zitten hulpvaardigheid, altruïsme en vrijgevigheid er al vroeg in. Peuters willen graag helpen, zonder dat ze daar iets voor terug verwachten.
Uit een recent onderzoek van de Universiteit van Washington blijkt dat ruim de helft van de kinderen van rond de negentien maanden een stuk vers fruit (banaan, blauwe bes of druif) teruggeeft als een onbekende volwassene het fruit per ongeluk laat vallen en er zelf niet bij kan. Toen de onderzoekers het experiment herhaalden rond lunchtijd, gaf nog steeds een derde van de kinderen het gevallen fruit terug aan de volwassene, in plaats van het in hun eigen hongerige mond te stoppen.
De kinderen kenden de volwassene niet en werden niet beloond voor hun goede daad. Daaruit maken de onderzoekers op dat onbaatzuchtigheid de peuters drijft om het lekkere eten af te staan.
Jij bent wel/niet leuk
Hoe goedaardig peuters ook zijn, ze hebben wel hun voorkeuren. Zo voelen ze zich meer aangetrokken tot mensen die op hen lijken qua persoonlijkheid en interesses, schrijft psycholoog Kiley Hamlin van de Universiteit van British Columbia in een paper. Een peuter die graag hutten bouwt en niet houdt van prinsessenjurken, zal eerder bevriend raken met een kind dat dezelfde interesses heeft.
En een gevoelig kind dat het liefst rustig met knuffels speelt, zal niet zo snel toetrekken naar een druktemaker die het liefst de boel op stelten zet. Er komt ook een stukje chemie bij kijken. Met sommige leeftijdsgenootjes klikt het direct; die zien elkaar en zijn dol op elkaar. Andere leeftijdsgenootjes ontdekken gaandeweg pas dat ze leuk met elkaar kunnen spelen. Waarom je peuter wel een goede jeugdvriendin om de nek vliegt, maar niet de buurvrouw die regelmatig over de vloer komt, is moeilijk te zeggen.
Uit het onderzoek dat hiernaar gedaan is blijkt dat kinderen zich prettiger voelen bij volwassenen die warm zijn, oogcontact maken, een kind accepteren zoals hij is en op kindniveau met hem kunnen praten. Ook vertrouwdheid speelt een rol. Een kind moet zich veilig bij iemand voelen. Veilig genoeg om te zijn wie hij is en om te vertellen wat hij wil vertellen. Niet iedere volwassene beschikt natuurlijk over deze skills.
Peuters hebben een rijk gevoelsleven, zo blijkt wel. Ze zijn hun emoties nog aan het ontdekken en vliegen soms uit de bocht als ze het ergens niet mee eens zijn. Maar ze kunnen ook al meevoelen, onzelfzuchtig geven en inschatten of ze met iemand een klik hebben. En het leuke is: je kunt er elke dag weer van genieten bij je eigen peuter.
Auteur: Catelijne Elzes