'Zij is echt dodelijk schattig.' Een meisje van een jaar of twaalf stoot haar vriendinnetje aan en wijst naar Jet, die vrolijk rondwandelt door Duinrell. Het eerste dagje pretpark voor de tweeling. Jet struikelt, landt op haar handen, lacht kort en hysterisch en loopt verder. Ik volg op gepaste afstand. Zo ongeveer elke minuut pakt ze een steentje, papiertje of sigarettenpeuk van de grond. Ze kijkt ernaar, roept 'bah' en levert het bij me in. Een schoner pretpark begint bij jezelf.
'Dadada!'
Haar dodelijk schattige broertje zit rustig bij oma op schoot. Hij wijst naar een voorbijrazend achtbaankarretje en roept 'dadada'. Zijn stokpaardje. Andere favorieten: 'papa' (tegen papa, mama, oma, opa en alle ooms en tantes), 'bah', 'tie' (wanneer hij iets wil), 'wawa' (tegen honden) en 'poef' (tegen poezen en de meeste andere dieren). Met hun woordenschat ontlopen de twee elkaar weinig. Jet zegt geen 'poef' maar 'poesj', maar dat is het wel. Twee keer heb ik haar op een 'Peppie' kunnen betrappen wanneer ze naar Pepijn wees, maar volgens Annika heb ik me dat ingebeeld.
Verschil in ontwikkeling
Fysiek is het een ander verhaal. Jet is al zo'n beetje afgestudeerd in lopen, terwijl Pepijn – om even in de beeldspraak te blijven – net een ochtendje heeft meegedraaid in de kleuterklas. Dat geeft niks, want hij kruipt als een promovendus. Steeds vaker gaat hij zelf staan, kijkt dan een paar tellen triomfantelijk om zich heen, doet net of hij stappen gaat zetten en laat zich dan weer behoedzaam op zijn kont zakken. Bekijk het maar, ik ga kruipen.
In het begin maakten we ons soms zorgen over het verschil in ontwikkelingstempo. Nu hebben we gezien dat het wel goedkomt, dat Pepijn vanzelf aanhaakt. Een paar weken later dan Jet, misschien een paar maanden. Het maakt niet uit. Voor ons is het – zeker in een pretpark – ook wel handig dat er maar eentje continu wegrent. Scheelt toch al gauw de helft.
'U wilt uw bril ophouden?'
Terwijl Pepijn bij oma op schoot de achtbaan in de gaten houdt en Jet haar arme oom het halve park meesleurt, laat ik me overhalen om in de Falcon te gaan. Een van de vele attracties die Duinrell er sinds mijn laatste bezoek, een jaar of vijftien geleden, heeft bijgekregen. De Falcon is een achtbaan van het heftiger soort, ontdek ik te laat. 'U wilt uw bril ophouden?' vraagt een medewerker verbaasd als hij ons vastklemt.
Treintjes en draaimolens
Misselijk en gedesoriënteerd voegen we ons even later weer bij de familie. En dan begint het feest pas. Jet en Pepijn zitten glunderend in de TrollenExpress en zwaaien naar alle ouders en kinderen die op het ministation op hun beurt staan te wachten. In de carrousel pakken ze elk tierelantijntje onderzoekend beet, bekijken ieder kind aandachtig en lachen zich dertig rondjes lang helemaal scheel. En in het andere treintje, de ronddraaiende Locomotion waar ze alleen zonder ouders in mogen, kijken ze hun ogen uit – ontspannen alsof ze het gewend zijn alleen te reizen. En elk rondje schenken ze ons een lach die zo dodelijk schattig is dat ik mijn misselijkheid allang weer vergeten ben.
Dadada-verend succes
We lopen naar de uitgang. Jet raapt een ijsjespapiertje van de grond, roept 'bah' en stopt het in mijn hand. Pepijn staat voor een prullenbak en wijst naar de enorme kikker erachter. 'Poef!' In de auto vallen ze allebei direct in slaap. Hun eerste dagje pretpark: een dadada-verend succes.