'Jula, heb je het gevoel dat er van alles gebeurt wat je niet helemaal begrijpt?' Geen antwoord. Ik vraag haar of ze wil weten hoe het precies zit met mama. Nu pas hoor ik haar stem, vanaf het zadeltje voor me. Een luid en duidelijk 'ja'. Ik beloof haar dat ik haar alles vertel als we thuis zijn. Ik trap ons, tegen de wind in, naar de andere kant van de stad.
Haar vader heeft me een uur geleden gebeld. Jula verzette zich tegen alles wat hij wilde. Ze was jankerig en moe. Ze had gezegd dat ze naar mama wilde. Ik zei hem dat ik er zo aan kwam.
Vier dagen geleden hoorde ik het vonnis in het steriele kamertje in het ziekenhuis. In de nacht worden mijn onafgebroken gedachtes getemperd door een paar uur slaap, om erna weer wakker te schrikken van woorden die in het donker oplichten. Kanker, chemo, operatie. Woorden waarvan ik de inhoud nauwelijks kan bevatten. De meeste zorgen maak ik me over haar, over die kleine blonde van vijf.
Ik wist hoe bang haar papa was
Zal ik de moeder voor haar kunnen blijven die ik nu ben? Zal ik dagenlang in bed liggen of kan ik haar gewoon naar school brengen? En wat als ik te ziek ben om het te doen, kan ik erop vertrouwen dat haar vader bijspringt?
De man die niet bepaald blij was toen ze zich aandiende, maar die haar nu elk weekend omhelst zodra ze zijn drempel overstapt. De man die ze papa noemt en waar ze het meest op lijkt. Haar blonde haren, haar verlegenheid, haar oog voor detail. De zelfverzonnen liedjes die ze zingt terwijl ze de snaren van haar valse ukelele raakt.
Gisteren kwam hij haar halen omdat ik naar het ziekenhuis moest. Hij hield me vast toen hij binnenkwam. Langer dan normaal. In het ziekenhuis zou ik over een uur het voorlopige behandelplan horen. En binnenkort werd er nog een scan van mijn hele lichaam gemaakt. Ik zei zacht dat ze geen uitzaaiingen verwachten. Hij wist hoe bang ik was. Hij zei dat het goed zou komen. Dat hij daar alle vertrouwen in had. Ik wist hoe bang hij was.
Veilige haven
Jula zag en hoorde ons vanaf haar veilige plek, gemaakt van twee stoelen, een paar dekens en wat zachte kussens. In de avond wilde ze haar piratenschip niet verlaten. Gisteravond was ik naast haar in de boot gaan liggen. Haar ademhaling kalmeerde me nadat de gevreesde woorden zich weer hadden aangediend in het duister. Ik pakte haar hand. Het piratenschip koerste ons veilig naar de ochtend.
Nadat ik de sleutel van ons huis heb omgedraaid loopt Jula rechtstreeks naar de bank. Ze klopt met haar hand op de lege plek waar ik moet gaan zitten. 'Vertel dan…' zegt ze. Ik zie een gespannen, maar vastberaden blik. Ik weet dat het verhaal dat ik in het begin van de week had verteld niet langer volstaat. Dat mijn borst ziek is en dat er een nieuwe borst komt. Want als dat alles is, dan waren er niet zoveel tranen gevallen afgelopen week. Dan had mijn stem niet zo dun geklonken, en dan was niet iedereen die ons huis betrad zo angstig geweest. Dat weet zij ook wel.
Ik zeg dat ze, om mijn borst beter te kunnen maken, ook dingen stuk moeten maken, kwade cellen. Ze vraagt me hoe het kan dat die kwade cellen in mijn lichaam zitten. Dit is het punt waarover ik twijfel. Maar ik weet dat het woord afgelopen week waarschijnlijk toch is gevallen. En misschien met de wind is meegevoerd naar het piratenschip.
Gevreesde woorden
Ik moet het benoemen. Dat wat ik heb. Omdat ik het geen half jaar bij haar weg kan houden. Ze zal ervan schrikken, want ze kent het woord. Dus vertel ik haar eerst dat je aan de ziekte die oma heeft niet altijd doodgaat. Dat ik het ook heb, maar dat de dokters me beter gaan maken. Dat ik daar soms ziek van word, van het gif waarmee ze dat doen. Maar dat ik dat niet erg vind, want ik wil niks liever dan beter worden. Jula knikt. Ze lijkt rustiger te worden.
Ik vertel haar dat het spul mijn haren uit laat vallen. Ze lacht wat hysterisch. 'Dan zie je er echt heel raar uit mama.' Kort erna een bezorgde blik. 'Ik ben bang dat mensen je uit gaan lachen.' Ik zeg dat ik denk dat mensen dat niet zullen doen. En dat ik een pruik koop, of een pet. Ze kijkt me geïrriteerd aan. 'In een pet zit een gat aan de achterkant, dan zie je nog steeds dat je kaal bent.' Ik beloof haar dat ik een muts ga dragen. Oké, zegt ze. Ik vraag of ze het fijn vindt dat ze nu weet wat er is. Ze knikt. Ze wil een snoepje. We gaan zo eten, maar het mag. Die nacht durft Jula haar piratenschip te verruilen voor haar eigen bed. En in mijn slaapkamer verschijnen de woorden minder vaak.