Stinkplas
Ons manneke pist na het aspergediner een zwavelachtige geur uit. Trots hang ik boven het potje. Want niet iedereen produceert zo'n stinkplas. Of je dat doet, is genetisch bepaald. En mijn kind, zoon van een Limburgse, plast een authentieke aspergeplas, net als zijn moeder. Als ik dit nieuwste wapenfeit onder de neus van mijn man wrijf, is zijn reactie nogal lauw: 'Dat doet toch iedereen?' Een beetje van de kook ga ik op zoek: is asperge-plas een erfstuk of niet?
To pee or not to pee
De asperge wordt gezien als delicatesse. Maar de geur die het witte goud aan urine geeft, is niet bepaald een traktatie. Zeg maar het aroma van rotte kool met een hint van bedorven ei. Die geur ontstaat door de afbraak van het asparagusine-zuur in de groente, daardoor komen er stinkende zwavelverbindingen in de urine terecht. Eerst dachten wetenschappers dat niet iedereen dit zuur zo afbreekt, en dat een dominant gen bepaalt bij wie dat wél gebeurt. Zo'n gen hoeft een kind maar van een van de ouders te erven om een aspergeplasser te worden. Hoewel daar wel een pietsie bewijs voor is, lijkt deze plastheorie niet waterdicht. We weten namelijk niet eens welk zwavelstofje zorgt voor de meur.
Hoe geurt het eigenlijk?
Dus ontstond een nieuwe theorie: misschien produceert iedereen stinkplas, maar zijn sommige mensen genetisch niet in staat het aroma op te pikken. Dat onvermogen heet asperge-anosmie. De ludieke kerstspecial van de British Medical Journal1 besteedde er in 2016 aandacht aan: bijna zevenduizend mensen verklaarden of ze na het eten van asperges een 'karakteristieke geur' opmerkten in hun urine. Twee op de vijf bestempelden zichzelf als échte aspergeruikers. De rest zei de geur niet op te pikken. Dat verschil bleek samen te hangen met variatie in de buurt van genen die ons reukvermogen bepalen.
Instinker
Volgens de kerstspecial hebben drie op de vijf mensen asperge-anosmie. Maar aan die conclusie zit een luchtje: de onderzoekers wisten namelijk niet van wie het plasje daadwerkelijk stonk. Een (helaas kleine) studie2 pakte het grondiger aan. 38 mensen plasten in plastic bekers, voor en na een aspergemaaltijd. Vervolgens snuffelden ze aan hun eigen en elkaars urinemonsters. Het vermogen om aspergeplas te ruiken bleek geen alles-of-nietskwestie. Een enkeling rook het altijd, een paar mensen roken niets. Maar de meesten herkenden de geur vaak, maar niet altijd.
Proefsniffen
Hoewel het bewijs nog beperkt is, lijkt er dus genetische variatie te zijn in alle twee de eigenschappen: het vermogen aspergeplas te produceren én die te ruiken. Nu ben ik extra benieuwd: zijn mijn kleine en grote man ook behept met beide skills? Het liefst zou ik na de volgende aspergemaaltijd gezellig aan elkaars urine snuffelen.
1 Markt et al. (2016). Sniffing out significant "Pee values": genome wide association study of asparagus anosmia. BMJ.
2 Pelchat et al. (2011). Excretion and perception of a characteristic odor in urine after asparagus ingestion:
A psychophysical and genetic study. Chemical Senses.
Dit artikel is eerder verschenen in Ouders van Nu Magazine – Tekst: Jojanneke Bastiaansen, Beeld: Getty Images.
Artikelen van Ouders van Nu ontvangen in je mailbox?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.