Moeders zijn de belangrijkste leesopvoeders binnen het gezin, blijkt uit onderzoek van Stichting Marktonderzoek Boekenvak en GfK onder duizend Nederlandse ouders. Een derde van de moeders leest (bijna) dagelijks voor aan hun kind uit een boek, terwijl het bij vaders gaat om een vijfde.
Voorkeur
Volgens de ouders zelf wordt bijna de helft van de kinderen (49 procent) liever voorgelezen dan hun moeder, zegt Stichting Lezen bovendien. De minderheid, 11 procent, vindt het leuker om door hun vader voorgelezen te worden. De rest van de kinderen zou geen voorkeur hebben.
Moeders en vaders lezen het vaakst voor uit verhalende boeken of fictie (met of zonder prenten), zegt de stichting ook. Maar terwijl vaders vaker voorlezen uit stripboeken (met name aan hun zoons), lezen moeders vaker voor uit prenten- en plaatjesboeken. Uit informatieve boeken wordt even vaak voorgelezen.
Ook naar de bibliotheek of boekhandel
Moeders lezen niet alleen meer voor, ze investeren ook meer tijd in andere leesactiviteiten zoals samen praten over boeken, en het bezoeken van bibliotheken of boekhandels. Dat verschil zou deels voort kunnen komen uit hun eigen ervaringen als kind. Zo geeft 39 procent van de moeders aan dat ze zelf vroeger veel werden voorgelezen, terwijl dit voor slechts 25 procent van de vaders geldt.
Lees ook: Dit zijn de leukste voorleesboeken voor een baby, peuter en kleuter
Vaders vinden lezen minder leuk
Vaders lijken over het algemeen iets minder enthousiast over voorlezen. Terwijl 79 procent van de moeders het belangrijk vindt dat hun kind wordt voorgelezen, is dit bij 68 procent van de vaders het geval.
Ook ervaren vaders wat minder plezier tijdens het voorlezen: slechts 36 procent van hen vindt voorlezen echt leuk, tegenover 48 procent van de moeders. Maar ook vaders hechten waarde aan leesopvoeding, aangezien negen op de tien ouders aangeven dat dit belangrijk is voor de ontwikkeling van hun kind.
Voorlezen neemt af met de leeftijd
Wat veel ouders herkennen, is dat het voorlezen afneemt naarmate kinderen ouder worden. Zo leest 59 procent van de ouders dagelijks voor aan kinderen van 0 tot 6 jaar, maar zodra kinderen 6 of 7 jaar zijn, zakt dit percentage naar 36 procent. Bij kinderen tussen de 8 en 12 jaar is dit zelfs nog maar 13 procent.
Drempels bij de leesopvoeding
Hoewel ouders de leesopvoeding belangrijk vinden, ervaren ze ook drempels. Vooral bij ouders met kinderen tussen de 6 en 12 jaar zijn er obstakels, zoals de aantrekkingskracht van schermen (38 procent), concurrerende activiteiten (25 procent) en het gebrek aan leesinteresse van hun kind (25 procent). Bij jongere kinderen (0 tot 6 jaar) spelen schermen ook een rol (25 procent), maar komt een gebrek aan leesinteresse bijna niet voor.
Lees ook: De leukste kinderboeken van vroeger (die je nu zélf kunt voorlezen)
Bron: Stichting Lezen, Stichting Marktonderzoek Boekenvak en GfK, CPNB