- 01.
Van wie ik nou eigenlijk écht de moeder ben
Toen ze nog niet konden praten, probeerde ieder voor zich me al te claimen als eigendom. Nu zijn ze bijna drie en is de oorlog in woorden omgezet. Zegt de ene gelukzalig, mij aaiend: 'Dit is mijn mama', laait het vuur op in de ogen van de ander. Die vervolgens stampvoetend naar ons toekomt, zijn of haar neus tegen die van de ander drukt en brult: 'Dit is MIJN mama!' Zeg ik dan dat ik van allebei hun moeder ben, dan roepen ze in koor verontwaardigd tegen mij: 'Nee! Jij MIJN mama!' Precies, dat zég ik… - 02.
Jouw schaduw of de mijne?
Sinds kort zijn mijn peuters dol op hun eigen schaduw. Schijnt de zon, dan begint steevast één van de twee te zoeken naar het zwarte vriendje ergens op de vloer of muur. Al snel signaleert de andere tweelinghelft dit schouwspel en wil graag meedoen. Daar begint de verwarring met als gevolg regelmatig een fikse ruzie. Want als ze, even groot, naast elkaar hun schaduw proberen te spotten, zien ze ook die van de ander. Wappert mijn zoontje met zijn armen, giert mijn dochtertje: 'Kijk mama, mijn schaduw zwaaien!' Waarop broerlief acuut stopt met bewegen, haar aankijkt en boos buldert dat het toch echt zijn arm was die ze zag. En als ze elkaar al schreeuwend beginnen te duwen, doen hun schaduwen vrolijk mee.
Tip: Ook een tweeling thuis? Lees ze voor uit 'Fien en Pien', een schattig boekje (Dick Bruna) over een tweeling. - 03.
Wie er wanneer op de wc mag
Van onze oudste zoon had ik nog een potje staan, dus voordat de zindelijkheidsfase aanbrak kocht ik er een tweede bij. Maar ons tweetal bleek de potjes over te willen slaan en wilde direct op een zitverkleiner op de grote pot. Mij best. Alleen: zuslief kan gerust een kwartier zitten om haar bruine boodschap te bezorgen, vervolgens af te stappen en toch besluiten dat er nog meer komt. Tot woede van haar tweelingbroer. Die staat er dan ongeduldig naast te blèren dat het nu toch echt zijn beurt is. 'Samen spelen, samen delen!', klinkt het dan boos uit zijn mond. Dat heeft 'ie toch maar mooi ergens opgeslagen. - 04.
De grootste au
Is één van de twee gevallen of vind er een botsing met iets hards plaats? Afhankelijk van hoe groot het drama en het formaat van de pijn, gaat de andere helft in de acteerstand. Want die val of stoot van vier dagen geleden, nog gemarkeerd door een kleine blauwe plek, doet óók nog steeds pijn. Veel meer pijn zelfs, heel veel meer. Terwijl ik het acute slachtoffer troost, laat de ander zien waar zijn of haar au ook alweer zit. 'Hele grote au, ik meer pijn!', zegt diegene dan met een bloedserieuze blik. De huilende partij voelt zich vervolgens niet meer serieus genomen, en gaat briesend voor de overtreffende trap van grote au. 'Ik héle, héle, héle grote au!' En zo vliegen de tranen en harde stemmen in het rond. - 05.
Wie er een piemel heeft
Staat mijn tweeling naakt tegenover elkaar, voordat ze in bad gaan bijvoorbeeld, begint sinds kort het vingerwijzen richting geslachtsdelen. Hij: 'Ikke piemel, jij niet piemel. Jij plasser.' Zij, verontwaardigd en op hoge poten: 'JIJ OOK PLASSER!' Hij, nog even ter controle naar beneden kijkend: 'Neehee, ik PIEMEL!' Waarop zij op haar hardst gilt: 'IK piemel, jij nietes piemel!' Ik zucht, en zucht nog eens. Misschien wordt het tijd om toch maar dat vreselijke voorbips als term te gaan introduceren, dan zijn we hier voor eens en altijd vanaf.
Artikelen van Ouders van Nu ontvangen in je mailbox? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.