
Jan: ‘Omdat jullie de genen van mama hebben’
Rustig naar de kinderopvang lopen is er niet meer bij ’s ochtends voor Jan. Dochter 1 vindt het dan namelijk de perfecte tijd voor een vraaggesprek met heel veel waarom-vragen.
Maandagochtend klokslag half acht. Ik ben onderweg naar de kinderopvang. De laatste tijd bestaat deze route vooral uit een diepgravend vraaggesprek tussen Dochter 1 en mijzelf.
‘Kijk papa, een vliegtuig!’ Ik speur de lucht af en ontdek inderdaad een toestel boven ons hoofd.
‘Goed gezien lieverd, daar vliegt inderdaad een vliegtuig.’
‘Waarom?’
‘Waarom wat?’
‘Waarom vliegt dat vliegtuig daar?’
‘Omdat hij ergens naartoe moet, schat.’
‘Waarom?’
‘Hij moet mensen ergens heen brengen.’
‘Waarom?’
‘Omdat dat sneller is dan met de auto.’
‘Waarom?’
‘Omdat hij veel grotere motoren heeft.’
‘Waarom?’
‘Anders kan hij niet opstijgen en in de lucht blijven hangen. Daarvoor is hij te zwaar.’
‘Waarom vliegt hij dan?’
‘Dat heeft met aërodynamica te maken.’
‘Wat is raminamika?’
‘Dat zorgt dat het vliegtuig blijft vliegen.’
‘Waarom?’
‘Omdat het net als met een vogel is.’
‘Gaan wij ook met het vliegtuig?’
‘Als corona voorbij is, gaan wij ook met het vliegtuig.’
‘Met wie allemaal?’
‘Nou, met ons hele gezin. Met zijn vieren.’
‘Waarom?’
‘Omdat we heel veel van elkaar houden.’
‘Waarom?’
‘Nou eerst hielden mama en ik heel veel van elkaar. En toen vonden we elkaar zo lief dat we graag kindjes wilden. En nu zijn jij en je zus er en we vinden jullie ook heel lief.’
‘Waarom?’
‘Nou jullie zijn gezellig, aardig, mooi en slim. Dat soort dingen.’
‘Waarom?’
‘Omdat jullie de genen van mama hebben.’
‘Waarom?’
‘Nou mama bezit al die eigenschappen ook. En die heeft ze doorgegeven aan jullie.’
‘Waarom?’
‘Omdat dat nou eenmaal zo werkt. Kindjes lijken een beetje op de papa en mama.’
‘Lijk jij ook op mama?’
‘Nee, ik ben geen kind van mama. Ik lijk meer op opa en oma.’
‘Waarom?’
‘Omdat dat mijn papa en mama zijn. Snap je?’
‘Waarom?’
‘Dat weet ik ook niet lieverd. Ik heb nou eenmaal niet een antwoord op alles.’
‘Waarom?’
‘Als ik alles wist dan zou ik zo ongeveer de slimste mens van de wereld zijn. En dat ben ik zeker niet, ik ben niet eens de slimste van ons gezin, laat staan van de wereld.’
‘Waarom?’
‘Jij bent toch de slimste bij ons thuis? En anders mama. Of je zus?’
‘Waarom?’
‘Omdat bananen krom zijn.’
‘Wat?’
‘Niks lieverd. Fijne dag op school!’