'Ik zou je het liefste in een doosje willen doen', die zin spookt de laatste dagen steeds door m'n hoofd. Het is van een liedje, maar vraag me niet naar de melodie. Of naar de rest van de tekst. Waarom het dan toch in mijn hoofd rondzingt terwijl het duidelijk niet op mijn playlist van Spotify staat?
Het echte werk
Het komt steeds naar boven als ik mijn in rap tempo groter wordende peuter zie. Zo was er nog dat puppyvet, die bolle wangen en nu staat daar een al een heel jochie, twee turven hoog, in m'n woonkamer. 'Kijk mama, kijk', en hij showt hoe goed hij nu kan springen. Het is niet meer dat motorisch gestoorde huppeltje van vorige week. Het is het echte werk. Een grote-jongens-sprong, met voeten van de vloer en alles.
Mamalief
Er gaat geen dag voorbij dat hij me niet verbaast met wat hij al kan. Omdat hij ineens yoghurt lust, de buurtkatten gedag zegt, 'dag katje!', mij vraagt of ik lekker geslapen heb zoals ik hém elke morgen vraag of als hij met z'n plastic speelgoedtelefoontje aan z'n oor een gesprek van mij napraat, 'Hallo! Ja, ja, ja, nee, oké doei.' Tuurlijk, het is goed dat hij zich zo hard ontwikkeld. Maar het maakt me ook weemoedig. Hij is zó aandoenlijk-leuk-schattig, hoe is dat over een jaar? Twee jaar? Of help, over tien jaar? Ik wil dat hij zo blijft, precies zoals hij nu is. Dat hij me elke dag blijft verbazen, me onbewust of bewust keihard laat lachen, voor altijd aan m'n oor frummelt als hij moe wordt en mamalief blijft zeggen alsof het één woord is.
Lag ik hier maar met Ali B
Van de week moest ik er 's avonds in bed een beetje van huilen. Misschien een beetje hard. 'Ik mis nu al hoe hij vandaag was', legde ik snotterend uit aan mijn vriend. Hij keek me meewarig aan. Lag ik hier maar met Ali-B, dacht ik. En dat denk ik verder nooit. Echt niet. Maar hij zou me begrijpen. Ver voor hij bij Matthijs aan tafel in snikken uitbarstte om precies dit gegeven –het onomstotelijke feit dat je kinderen groot worden- sprak ik hem voor het weekblad waar ik toen voor schreef.
Keihard op pauze drukken
Ali vertelde dat hij zijn kinderen al miste als hij even naar de keuken liep. Ik was zwanger, had m'n kind nog lekker overzichtelijk in m'n buik en kon me er weinig bij voorstellen. Maar nu, twee jaar later, weet ik wat hij bedoelde. Maar soms roept het eten, de afwas of je hongerige maag. En moet je toch die keuken in. Of verder nog, de deur uit, je auto in. Ik doe het allemaal, ga naar het werk, uit eten met vriendinnen en soms –jawel – zelfs de kroeg in, en ik doe het graag. Het is niet zo dat ik de seconden aftel tot ik mijn kind weer in mijn armen kan sluiten. Nee, zo erg is het niet. Maar soms, als hij rondjes draait in de kamer omdat dat nu eenmaal is hoe hij danst of als hij giechelend wakker wordt uit een fijne droom of met z'n liefste stemmetje 'aaaabblieft' zegt omdat hij nóg een boekje wil lezen. Dan, ja precies dan, zou ik keihard op pauze willen drukken. En elk mili-momentje van het moment in me op willen zuigen en het vastzetten in mijn geheugen om het nooit meer te laten gaan.
Voor altijd kwijt
Maar dat kan niet. Dat weet ik omdat ik die nacht dat ik een beetje hard moest huilen door de filmrol op m'n telefoon bladerde. De liefste, koddigste babyfoto's kwam ik tegen en ik wist toch verdomd niet meer waarom hij zo lachte op de ene foto of zo straalde op de andere. Details die ik dacht nooit te zullen vergeten: voor altijd kwijt.
In een doosje
Mijn vriend heeft het nog wel eens over hoe ons jochie rook toen hij nog een baby was. De lekkerste geur ooit, noemt hij het. Ik kan het me niet herinneren. Gelukkig vergeet het hart nooit en weet ik nog wel hoe bijzonder ik hem toen al vond. En ja, we hebben natuurlijk ook de foto's nog. Maar wat zou ik mijn peuter soms graag in een doosje willen doen. Beetje jammer dat hij nu net onder de knie heeft hoe hij daar, zo hup, uit kan springen.