
'Mama, ga ik ooit dood?'
Eva's dochter is bang dat papa en mama doodgaan. Een angst die Eva zich nog goed kan herinneren van haar eigen jeugd. Maar hoe stel je als ouder je kind gerust?
‘Mama, ga ik ooit dood?’ Ze is vier jaar en we zitten in bad. ‘Nee hoor schatje.’ (Shit, waarom zeg ik dat nou?) ‘Maar andere mensen gaan toch wel dood?’ Euhm… ‘Alleen als ze héél oud zijn. Ouder dan opa nog!’ antwoord ik. Stilte. Haar onderlip trilt. ‘Maar als iedereen dood gaat behalve ik, dan ben ik straks helemaal alleen’. De laatste lettergreep van ‘alleen’ gaat over in een dierlijke schreeuw en ze begint luidkeels te huilen, het galmt door de badkamer.
Wat moeilijk
Ik heb me vastgeluld. Waarom heb ik nou gezegd dat zij niet dood zou gaan? Stom! Maar ja, ze is vier! Ik weet nog goed hoe bang ik als kind was dat ik een enge ziekte zou krijgen en dood zou gaan. Een vreselijke hypochonder was ik. Wat is dit lastig.
Piekeren
Als ik die avond nog een kus geef aan het vredige gezichtje onder het dekbed – na een uur wist ik haar eindelijk te kalmeren – bedenk ik me hoe graag ik al haar zorgen zou willen wegnemen. Als kind kon ik ook zo piekeren. Ik zat altijd wel ergens mee. Dat zwemles er weer aan kwam (ik was als de dood voor haaien in het water bij de rugslag), dat ik een boek uit de schoolbieb kwijt was of dat mijn ouders iets zou overkomen. Ik kan me nog exact herinneren hoe onvoorstelbaar het voor mij was om geen vader en moeder meer te hebben. Mijn ergste nachtmerrie.
Zorgen
Het gekke is dat je als kind vaak blijft rondlopen met ‘problemen’ terwijl het waarschijnlijk enorm zou opluchten als je je vader of moeder erover liet meedenken. Heel veel van die zorgen besprak ik niet met mijn ouders, terwijl ik toch een prima band met ze had. Hoe zorg ik ervoor dat mijn dochter het tegen me zegt als ze ergens mee zit? En wat antwoord ik dan om het beter te maken (als het niet zo simpel is als een kwijtgeraakt biebboek)? Hoe los ik het probleem van doodgaande ouders en kinderen op?
Begraven
‘Wil jij begraven of verbrand worden, mama?’ We zitten in de auto. Ze is inmiddels zeven jaar. ‘Uh… verbrand? Ik weet het niet. Dat mag jij kiezen, als ik héél oud ben en dood ben gegaan.’ Stilte. Mijn hersenen maken dezelfde link als die van mijn dochter. Ik zie het aan haar gezicht. Tril-lip. ‘Maar wie gaat dan kiezen of ik begraven of verbrand word als ik dood ga? Jij bent dan al dood! En papa ook! Ik ben straks helemaal alleen!’
Eerlijk
Ik ben er nog steeds niet goed in. Ik wil eerlijk zijn. Ik wil niet eerlijk zijn. Ik wil niet dat ze piekert. Ik leg mijn hand op het been van het snikkende meisje op de passagiersstoel. ‘Arme schat. Ik snap dat je je er zorgen over maakt hoor. Maar ik ga écht niet dood en papa ook niet. Pas als jij zelf al heel oud bent.’ Tranen druppelen van haar kin. ‘Hoe weet je dat nou?’ Schreeuwt ze met overslaande stem.
Ze heeft gelijk. Drie jaar later en ik lul me nog steeds vast. ‘Het komt goed’, ik aai haar been. ‘Het komt goed’.
Beeld: Shutterstock