Daniel en ik zijn tien jaar samen als onze dochter Reeva wordt geboren. Voor het eerst kunnen we onze liefde daadwerkelijk zien, ruiken, horen en voelen. Met haar komst maakt ze mij voor het eerst moeder en leert ze me op slag wat onvoorwaardelijke liefde is. En verantwoordelijkheid. En bezorgdheid. En het besef dat ik vóór ik moeder was echt heul veel tijd had.
Ook doet ze me afvragen of ik ooit nog ga slapen en zo veel meer. Maar goed. Als bijna tweeënhalf jaar later Rocco op mijn buik wordt gelegd, voel ik me compleet. Ons gezin is compleet.
Gewoon een klier
In mei 2020 ben ik 35 jaar, onze zoon is amper drie maanden oud en ik geef nog volop borstvoeding. Wanneer ik een behoorlijke knobbel in mijn borst voel, sus ik mezelf dat het gewoon een opgezette melkklier is. Hij doet geen pijn en ik probeer de knobbel weg te masseren. Als me dat na een tijdje niet lukt, besluit ik om toch een afspraak te maken bij de huisarts.
Zeker geen kanker
In het weekend voordat ik naar de dokter ga, app ik mijn vriendinnen nog dat ik 'kapot moe' ben (mijn jochie slaapt nog niet door), maar dat we gezond zijn en ik me oh zo gelukkig voel.
De afspraak bij de huisarts gaat vlot. Ze voelt kort aan mijn borsten en geeft aan dat ze niet goed weet wat het is. 'Zeker geen kanker.' Om te achterhalen wat het dan wél is, verwijst ze me door naar het ziekenhuis.
In tranen
De volgende dag ga ik – vanwege corona – in mijn eentje naar het ziekenhuis. Als ik in de behandelstoel lig, houdt de echoscopist het apparaat op mijn borst en is vervolgens muisstil. Bedachtzaam kiest hij zijn woorden. Hij twijfelt over de aard van de afwijkingen in mijn borst en wilt een biopt afnemen.
De tranen vloeien over mijn wangen terwijl de woorden van mijn huisarts door mijn oren suizen: 'Het is zeker geen kanker'. Toch vrees ik voor het ergste. Waarom heb ik niet eerder naar mijn lichaam geluisterd?
Wachten op de uitslag
Weer een dag later. Doelloos dwalen Daniel en ik door onze woonboot. Ik ben zó moe – ik heb amper geslapen. Rocco wil om de drie uur gevoed worden, soms vaker. Ik probeer hem te geven zo veel als ik heb en hoop maar dat het genoeg is om zijn kleine maagje te vullen tot de volgende voeding.
Om de tijd te doden, stamel ik onhandige grapjes en probeer ik mezelf moed in te praten. Maar ondertussen kijk ik angstvallig om de minuut naar mijn telefoon. Wanneer bellen ze nou met de uitslag?
Niet goed
Als ik het nummer van het ziekenhuis op mijn scherm zie verschijnen, neem ik met bibberende stem op. De arts valt met de deur in huis. Het is niet goed. De knobbel bevat kankercellen.
De knobbel in mijn borst – waarvan ik hoopte dat het een verstopte melkklier was en ik zo graag wilde dat ze die kon doorprikken zodat ik mijn zoon gemakkelijker kon voeden – blijkt een tumor van 54 millimeter.
Ik wil dit niet horen
Mijn hartslag gaat tekeer, mijn lijf bibbert en als ik Daniel aankijk, staart hij me verbijsterd aan. Ik snap het niet. Gaat dit over mij? Ga ik nu dood? Zijn mijn dagen geteld? Ik probeer te luisteren naar de arts, maar begrijp er nog niks van. Ik wil het niet horen.
Mag ik blijven?
De arts zegt dat ik volgende week moet terugkomen voor allerlei afspraken. Voor nu vraagt ze me of we nog meer kinderen willen. Huilend zeg ik: 'Nee'. We zijn compleet zo, gaat er door mijn hoofd. Er hoeft niemand meer bij, maar mag ik dan wel blijven? Mogen we alsjeblieft samen blijven?
Daniel slaat zijn armen om me heen, ik voel hem snikken. Het wordt zowat zwart voor mijn ogen. Ik ben verbaasd, bang, verdrietig. Maar vooral in shock.
Wordt vervolgd…