Wat zijn E-nummers?
E-nummers, oftewel Europanummers, zijn stoffen die worden toegevoegd aan eet- en drinkwaren om voedingsmiddelen te verbeteren. We noemen ze ook wel toevoegingen of additieven. Dit zijn zowel natuurlijke als synthetische stoffen. Conserveermiddelen, zoetstoffen, smaakversterkers en kleurstoffen hebben bijvoorbeeld een E-nummer.
Een stof krijgt pas een E-nummer als hij binnen de EU als 'veilig voor de gezondheid' is aangemerkt. Het is dus eigenlijk een garantie die is afgegeven door de Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Voordat een stof een E-nummer krijgt, gaat er een heel traject aan vooraf.
Welke E-nummers er precies aan een voedingsmiddel worden toegevoegd, moet vermeld staan op het etiket van het product. Soms staan additieven als E-nummer in de ingrediëntenlijst (bijvoorbeeld: E170, E330), maar er zijn ook fabrikanten die ervoor kiezen om de naam van de stof uit te schrijven (in dit geval: calciumcarbonaat, citroenzuur). De E-nummers lopen op dit moment van E100 tot E1521, waarbij overigens lang niet alle nummers in gebruik zijn.
E-nummers zorgen ervoor dat een product lekkerder smaakt, er goed uitziet en ze verlengen de houdbaarheid. Er gaan verhalen rond dat deze E-nummers verantwoordelijk zouden zijn voor allerlei fysieke klachten, zoals diarree, huiduitslag en buikpijn. Ze zouden ook gedragsproblemen bij kinderen veroorzaken, zoals ADHD (aandachtstekortstoornis en hyperactiviteit). Maar veel wetenschappelijk bewijs is hier niet voor gevonden.
Natuurlijke en synthetische E-nummers
De meeste E-nummers zijn synthetisch, maar er zijn ook veel natuurlijke varianten. Die natuurlijke E-nummers worden gewonnen uit planten, bomen, groenten en fruit. Zoals de natuurlijke kleurstoffen E162 (bietjesrood) en E160 (de rode kleurstof uit tomaten). Het kunnen ook dierlijke stoffen zijn, zoals de emulgator E483: vet van varkens. Er zijn ook E-nummers die uit gesteentes worden gehaald, calciumcarbonaat is bijvoorbeeld van kalksteen gemaakt. E-nummers kunnen ook gassen zijn, zoals helium of stikstof. En wat dacht je van de natuurlijke stof E948, oftewel: zuurstof.
Wat niet veel mensen weten, is dat in één tomaat – biologisch of niet – al tien tot vijftien E-nummers zitten. Dagelijks krijgen we met onze voeding zo'n vijf à tien gram aan stoffen met een E-nummer binnen, ook al eet je helemaal geen bewerkte producten.
Fabrikanten kiezen vaker voor synthetische kleurstoffen, omdat de producten dan net iets mooier kleuren en langer houdbaar zijn. Synthetische E-nummers worden kunstmatig gemaakt. Dat gebeurt in een fabriek, door bepaalde stoffen te bewerken. Soms worden er synthetische stoffen gemaakt die ook in de natuur voorkomen. Er wordt dan vaak toch gekozen voor een synthetische stof, omdat het makkelijker is om die stof kunstmatig te maken, dan om het te winnen uit een natuurlijk product.
Wat doen E-nummers?
E-nummers zorgen voor onder andere kleur, extra smaak en een betere houdbaarheid, maar hebben geen voedingswaarde. Sommige kunnen absoluut geen kwaad, andere zijn ronduit giftig, maar alleen in enorme hoeveelheden die je niet zomaar binnenkrijgt. Pas als je bijvoorbeeld meer dan 36 liter light-frisdrank per dag zou drinken, zou je vanwege de zoetstof aspartaam eventueel gezondheidseffecten kunnen merken. Het is per E-nummer bij wet vastgelegd hoeveel er maximaal in een product gebruikt mag worden.
Als een E-nummer aan een product is toegevoegd, heeft die stof een functie. Je kunt aan het nummer vaak al aflezen wat die functie is:
-
E-nummers tussen 100 en 200 zijn kleurstoffen.
-
Tussen 200 en 300 zijn conserveermiddelen en voedingszuren.
-
Tussen 300 en 400 zijn antioxidanten en voedingszuren.
-
Tussen 400 en 500 zijn geleermiddelen, emulgators, stabilisators en verdikkingsmiddelen.
-
Tussen 500 en 600 zijn zuurteregelaars, antiklonter- en rijsmiddelen.
-
Tussen 600 en 700 zijn smaakversterkers.
-
Tussen 700 en 800 zijn conserveermiddelen.
-
Tussen 900 en 950 zijn glansmiddelen, anti-schuimmiddelen, meelverbeteraars en verpakkingsgassen.
-
Tussen 1000 en 1600 zijn overige hulpstoffen, zoals enzymen en gemodificeerd zetmeel.
Hulpstoffen
Toevoegingen (ook wel additieven genoemd) zijn hulpstoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om de houdbaarheid te verlengen, of het uiterlijk of de smaak te verbeteren. Deze zijn onderverdeeld in E-nummers (oplopend van 100 t/m 1499) en kunnen zowel chemisch of natuurlijk van aard zijn.
Zijn E-nummers schadelijk?
Er zijn veel negatieve verhalen en beweringen over mogelijke effecten van E-nummers, maar het Voedingscentrum stelt dat ze niet slecht zijn voor ons en onze kinderen. Een E-nummer wordt pas goedgekeurd als uit uitgebreid Europees onderzoek is gebleken dat het veilig is voor de gezondheid.
Er is veel onderzoek gedaan naar het verband tussen E-nummers en druk(ker) gedrag, maar dit is niet wetenschappelijk aangetoond. Toch gaan er nog veel verhalen rond over het gevaar van E-nummers. Volgens het Voedingscentrum zijn deze gebaseerd op 'verkeerde conclusies of onzorgvuldige onderzoeken'. Zo kan het bijvoorbeeld gaan om schadelijke gezondheidseffecten bij extreem hoge doseringen; doseringen die we nooit via onze voeding zouden binnenkrijgen.
Wél is het mogelijk dat jij of je kind overgevoelig is voor bepaalde E-nummers, al komt dit maar zelden voor.
Wat zijn 'gevaarlijke' E-nummers?
Zoals gezegd zijn E-nummers in principe niet gevaarlijk, maar sommige mensen kunnen er wel klachten door krijgen:
-
Zo moeten mensen met de stofwisselingsziekte fenylketonurie (PKU, pasgeboren baby's worden hierop getest met de hielprik) en mensen met een overgevoeligheid voor sulfiet bepaalde E-nummers mijden. Zoals: het synthetische E951 en E962 (beide aspartaam, een bron van fenylalanine). Daarom staat op producten met aspartaam (vaak in light-varianten) ook een waarschuwing op de verpakking ('bevat aspartaam', of 'bevat een bron van fenylalanine').
-
Mensen die allergisch zijn voor sulfiet moeten deze stof mijden, er staat op de verpakking van producten met meer dan 10 mg per kilo/liter sulfiet (E221- E228) of zwaveldioxide (E220) ook een waarschuwing.
-
Overmatig gebruik van zogeheten polyolen (zoetstoffen, bijvoorbeeld E967 of xylitol, dat uit houtvezels wordt gewonnen) kan een laxerend effect hebben.
-
Ook zijn er mensen die van bepaalde E-nummers allergische reacties krijgen, zoals netelroos en astmatische aanvallen. Een bekende stof waar sommige mensen overgevoelig op kunnen reageren is E621: ve-tsin. Dit wordt vooral gebruikt als smaakversterker en geeft allerlei reacties, zoals hoofdpijn.
De meest voorkomende toevoegingen die een overgevoelige reactie kunnen oproepen, de zogenoemde 'triggers', zijn:
-
Tartrazine (E 102), een citroengele kleurstof
-
Sulfiet (E 220-221), een conserveermiddel
-
Natriumglutomaat (E-621), een smaakversterker
Minder vaak voorkomend zijn:
-
E110 (kleurstof)
-
E127 (kleurstof)
-
E210 (conserveermiddel)
-
E213 (conserveermiddel)
-
E219 (conserveermiddel)
-
E250 (conserveermiddel)
-
E251 (conserveermiddel)
-
E320 (anti-oxidant)
-
E321 (anti-oxidant)
-
E621 (smaakstof)
Aanvaardbare Dagelijkse Inname
Om te zorgen dat mensen niet te veel van bepaalde E-nummers binnenkrijgen, zijn er Europese richtlijnen vastgesteld. Per hulpstof is er een Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI). De ADI wordt op basis van uitgebreid onderzoek vastgesteld door de European Food Safety Authority (EFSA). Dit is de gemiddelde hoeveelheid die je elke dag gedurende je hele leven mag binnenkrijgen van de stof, zonder dat je gezondheid in gevaar kan komen. De ADI is dus eigenlijk een 'veilige hoeveelheid'.
Wordt je kind hyperactief van E-nummers die voor kleurstoffen staan?
Het is nooit wetenschappelijk aangetoond dat kinderen hyperactief worden van kleurstoffen. De Universiteit van Southampton heeft wel in één onderzoek ontdekt dat kinderen drukker worden als ze zes zogeheten azo-kleurstoffen (synthetische kleurstoffen) sámen met een bepaald conserveringsmiddel innemen. De kleurstoffen apart binnenkrijgen, gaf geen bijwerkingen. De European Food Safety Authority (EFSA) vindt het daarom niet nodig de kleurstoffen te verbieden. Het gaat om de E-nummers: tartrazine (E102), chinolinegeel (E104), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E110), azorubine, karmozijn (E122), ponceau 4R, cochenillerood A (E124) of allurarood AC (E129).
Toch ontstond het beeld dat deze azo-kleurstoffen hyperactiviteit zouden veroorzaken. Het Europees Parlement besloot dat fabrikanten verplicht een waarschuwing op de verpakking moeten zetten, om zo onrust bij ouders weg te nemen. Maar het is de vraag of ouders minder ongerust worden als ze op een verpakking lezen: 'Dit product bevat azo-kleurstoffen. Kan de activiteit of oplettendheid van kinderen nadelig beïnvloeden.' Zeker als je bedenkt dat die boodschap niet klopt.
Van aspartaam, E951, zou je kanker krijgen. Is dat waar?
Aspartaam is typisch zo'n E-nummer waar veel negativiteit omheen hangt. Zelfverklaarde gezondheidsexperts stellen dat het een kankerverwekkend zenuwgif is dat de intelligentie aantast en het kortetermijngeheugen verslechtert. Er zou een verband zijn met het ontstaan van hersentumoren, gedragsveranderingen en hoofdpijn. Maar, zo zegt het Voedingscentrum, deze uitlatingen zijn vrijwel altijd terug te voeren op onzorgvuldig onderzoek en onterechte conclusies.
Er zijn in 2006 en 2007 inderdaad twee onderzoeken van het Italiaanse Ramazzini Instituut geweest, waaruit de conclusie werd getrokken dat aspartaam kankerverwekkend is voor ratten. Andere onderzoeken hebben dit nooit uitgewezen. Een team van onafhankelijke deskundigen heeft de onderzoeken van het Ramazzini Instituut bekeken en concludeerde dat de onderzoeken rammelden en dat de tumoren bij de ratten niet door het aspartaam waren veroorzaakt. Op basis van een breed scala aan andere onderzoeken is dus geconcludeerd dat er géén aanwijzingen zijn dat aspartaam kankerverwekkend is.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten
De EFSA houdt voor alle E-nummers nauwlettend in de gaten of er nieuw onderzoek uitkomt waaruit mogelijk nieuwe inzichten blijken over de veiligheid van de stof voor de gezondheid. Op basis van die nieuwe onderzoeken kan bijvoorbeeld de ADI aangepast worden, of er kan besloten worden om het gebruik van een bepaalde stof te verbieden in voedingsmiddelen.
Kun je allergisch zijn voor een E-nummer?
Een baby kan bijvoorbeeld gevoelig zijn voor bepaalde E-nummers en dat kan zich uiten in benauwdheid of vlekken op de huid. Het is alleen heel lastig om uit te zoeken waar dat door komt.
Het is overigens onmogelijk om allergisch te zijn voor álle E-nummers: zuurstof heeft namelijk ook een E-nummer: E948. Het heeft ook geen zin om al je eten bij de biologische supermarkt te kopen als je geen E-nummers wilt binnenkrijgen, want ook daar vind je ze volop. Patricia Schutte van het Voedingscentrum: 'In maar heel weinig gevallen blijkt een kind overgevoelig te zijn voor E-nummers. In de meeste gevallen gaat het om één bepaald E-nummer.'
Als een kind alleen gedragsstoornissen heeft, en daarnaast geen fysieke klachten, dan komen deze gedragsstoornissen vrijwel nooit door E-nummers. 'Als het wel door E-nummers komt, dan is er daarnaast ook meestal fysiek iets aan de hand met het kind. Zijn er geen lichamelijke klachten, dan is het vrijwel uitgesloten dat de gedragsklachten door de voeding (E-nummers) worden veroorzaakt.'
Allergie of intolerantie?
Marjan de Boer van de Stichting Voedselallergie stelt dat er ook duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen allergieën en intolerantie. Bij de eerste is het hele afweersysteem betrokken en reageert het lichaam op zogenoemde allergenen: stoffen in de voeding. Bij intolerantie is dat niet het geval, maar wordt er gereageerd op de voeding zelf.
De voeding waar je overgevoelig voor bent, worden 'triggers' genoemd. Intolerantie valt niet door testen op te sporen. Alleen via een eliminatiedieet kom je erachter wat er aan de hand is. Bij zo'n dieet haal je voedingsstoffen weg en je voegt ze vervolgens één voor één weer toe. Zo is bij de zoon van Marjan de Boer vastgesteld dat zijn gedragsstoornissen veroorzaakt werden door voedselintolerantie.
Een intolerantie of overgevoeligheid voor bepaalde E-nummers komt heel weinig voor. Heeft je kind bepaalde klachten die op een intolerantie wijzen, dan is vaak ook moeilijk te achterhalen wat precies de trigger is. Heeft je kind vage klachten die wijzen op een overgevoeligheids- of allergische reactie, neem dan contact op met je huisarts of een allergoloog.
Zelf testen
Overgevoeligheid voor alleen kleurstoffen komt maar weinig voor. Marjan de Boer: 'In zo'n 2% van de gevallen die bij ons terechtkomen, gaat het puur om E-nummers. Als deze mensen zelf willen uitzoeken of het inderdaad het geval is, geef ik ze het advies om zoveel mogelijk zelf verse producten klaar te maken'.
Ook kun je bij Stichting Voedselallergie een proefdieet aanvragen. Zeker als het om kinderen gaat is het verstandig om via de huisarts een diëtiste in te schakelen. Je loopt anders grote kans je kind ten onrechte van alles te ontzeggen.
Hoe zit het met bijwerkingen?
Je hoort ook wel eens dat E-nummers bijwerkingen met zich mee kunnen brengen. Volgens Ralf Hartemink, opleidingsdirecteur levensmiddelentechnologie en voedselveiligheid bij de Wageningen University, is het niet meer dan logisch dat er bijwerkingen van E-nummers bekend zijn. Daar wordt een stof namelijk altijd grondig op onderzocht voor hij toegestaan en veilig geacht wordt. Hartemink: 'E-nummers danken hun slechte naam aan mensen die zeggen dat ze er allerlei klachten van krijgen. Je leest op internet veel foute informatie en verhalen over verschrikkelijke bijwerkingen, terwijl maar een heel kleine groep mensen voor bepaalde stoffen gevoelig is. Net zo vaak, of zelfs minder, dan voor bijvoorbeeld chocola. Toch heeft chocola niet zo'n slechte naam.'
Vers koken is beter
Strikt genomen kunnen we niet zonder E-nummers. Maar de synthetische stoffen kun je wel zoveel mogelijk vermijden door je kind vers voedsel te geven. Als je kind eet volgens de Schijf van Vijf vermijd je ook al veel E-nummers als zoetstoffen, kleurstoffen en smaakversterkers. Deze zitten namelijk vooral in producten die níet in de Schijf van Vijf staan. Maar, zoals eerder gezegd: het is niet nodig om E-nummers te vermijden. Je kind kan het veilig eten, tenzij hij de ziekte fenylketonurie (PKU) heeft, of overgevoelig is voor sulfiet.
Wel is het slim om te letten op de hoeveelheid zout en suiker die je kind binnenkrijgt. Zout is gevaarlijker dan welke hulpstof dan ook en krijgt nooit een E-nummer. Kinderen mogen één tot zes gram zout per dag, afhankelijk van hun leeftijd. Meer zout kan op latere leeftijd voor nierproblemen zorgen. Voeg dus geen zout toe aan het eten van je kind en laat hem niet te veel wennen aan de smaak.
Sommige fabrikanten spelen in op de 'angst' voor E-nummers met een zogenoemd 'clean label': er worden dan zo min mogelijk kunstmatige stoffen in het product gebruikt en er worden geen E-nummers op het etiket gezet. In de meeste gevallen is dit simpelweg een marketingtruc, want er zitten vaak wel degelijk E-nummers in het product. De fabrikant schrijft de naam van dat E-nummer dan gewoon uit: zoals gelatine (E4410), citroenzuur (E330) of bijenwas (E901). Het klinkt heel anders dan zo'n E-nummer, maar het is precies dezelfde stof.
Bronnen: Voedselallergie, Wageningen Universiteit, Voedingcentrum
Handige hulp
De gratis apps Etikettenwijzer (van het Voedingscentrum) en E-codes free maken je verder wegwijs wat betreft alle E-nummers die je op de etiketten en in de ingrediëntenlijst van je boodschappen vindt. De verschillende benamingen en eventuele bijwerkingen zie je in één oogopslag. Kijk ook op www.voedingscentrum.nl/enummers.