Eefje: 'Als kind voelde ik dat er iets niet klopte. Ik weet niet precies hoe oud ik was – misschien 5 of 6 – maar ik had het sterke gevoel dat mijn vader niet mijn echte vader was. Toch durfde ik dat nooit hardop te zeggen. Thuis werden er soms opmerkingen gemaakt: dat ik op niemand leek, of dat mijn zus sprekend op een tante leek. En dan grapte iemand dat ik 'van de melkboer' was.
Lees ook: Annemarie: 'Hoe vertel ik mijn peuter over zijn donor?'
Het werd gebracht als grap. En ja, ik ben nog van de tijd dat de melkboer langskwam, dus ik keek echt even goed: lijk ik op hem? Maar ook dat geloofde ik niet. Mijn gevoel zei één ding, mijn ouders iets anders. Dat maakte me onzeker.
De reden voor donorconceptie
Toen ik 15 was, waren mijn ouders al een tijd uit elkaar. Het contact met mijn vader was verwaterd; we begrepen elkaar niet goed en zagen elkaar nauwelijks. In die periode was mijn zus bezig met haar kinderwens. Omdat onze vader een erfelijke aandoening had, wilde ze laten onderzoeken of zij die ook had en kon doorgeven.
Daarover ging ze in gesprek met onze moeder. Wat we toen te horen kregen, veranderde alles: juist die erfelijke aandoening was de reden dat onze ouders ooit kozen voor donorconceptie.
De onthulling die alles veranderde
Mijn moeder had nooit overwogen om te vertellen dat mijn zus en ik donorkinderen zijn. Maar door het onderzoek kon ze er niet langer omheen. Het gesprek was heftig. Mijn zus en ik moesten huilen. Toch voelde het voor mij ook als een opluchting.
Opeens begreep ik waarom er tussen mijn vader en mij nooit echt verbinding was. Het lag niet aan mij. Ik was niet 'moeilijk'. We deelden simpelweg geen biologische band. Wat me later pas echt raakte: als kind voelde ik al dat er iets niet klopte en dat gevoel was dus terecht.
Lees ook: Oproep aan ouders die kind kregen met donorsperma: vertel je kind het volledige verhaal
Gevoelens die er niet mochten zijn
Toen mijn moeder het vertelde, zei ze meteen: 'De donor was anoniem. Je kunt hem nooit vinden'. En dat klopte in 1999 ook. DNA-techniek stond nog in de kinderschoenen. Voor haar was het daarmee klaar. We maakten er wel grapjes over, mijn moeder, stiefmoeder en ik. Er volgden geen serieuze gesprekken, er werd niet gevraagd naar mijn beleving. Hoe ik het vond dat ik donorkind was.
Tussen mijn 15e en 25e heb ik daarom alles weggestopt en leek het alsof niets me echt raakte. Alles gleed van me af. Als iemand zei: 'Wat jij hebt meegemaakt, is best heftig', werd ik juist boos. Voor mijn gevoel was er niets bijzonders aan mij. Toch was ik ergens wel op zoek naar antwoorden.
Ik bleef achter met een waarheid die alles op z'n kop zette – en niemand om dat mee te delen. Ik voelde me alleen. Alsof mijn gevoelens er niet mochten zijn. Want ik was toch gewenst? Mijn moeder had toch haar best gedaan? Ik was boos, maar had geen recht om boos te zijn. Die verwarring en eenzaamheid waren zwaar.
Zoektocht naar biologische vader
In 2016 richtte ik samen met andere vrouwen de Stichting Donor Detectives op. Net als ik waren zij donorkind en op zoek naar antwoorden. Dankzij DNA-onderzoek en stamboomtechnieken werd het mogelijk om als donorkind zelf je biologische familie te vinden. Ik vond mijn donorvader vrij snel. Hij bleek destijds te studeren in Wageningen — precies de plek waar ik ben verwekt. Helaas wil hij geen contact.
Dat vond ik moeilijk, en dat doet nog steeds pijn. Ik had hem graag willen leren kennen. Er is nog tijd. Misschien verandert hij op een dag van gedachten. Ik zou het waardevol vinden om met hem te praten, te zien wie hij is, wat hem bezighoudt en of hij iets van mij wil weten. Hij zal nooit de rol van vader kunnen invullen zoals mijn moeder dat heeft gedaan, maar het zou bijzonder zijn als hij er op zijn eigen manier voor me zou willen zijn.
Lees ook: Groot tekort Nederlandse spermadonoren, ziekenhuizen roepen mannen op zich te melden
Van onbegrip naar inzicht
Pas op mijn 39e begon ik echt te begrijpen wat ik voelde. Ik volgde toen een traject in systemische coaching. Het werk dat ik nu doe, heb ik dus eerst zelf ervaren. Juist daardoor wist ik: dit is wat ik wil doorgeven. Ik ontdekte hoe krachtig het is om naar je familiesysteem te kijken. Om te begrijpen waar bepaalde patronen vandaan komen, en waarom keuzes zijn gemaakt zoals ze zijn gemaakt.
Ouders doen bijna nooit iets met de bedoeling om hun kind te kwetsen. De intentie is meestal liefdevol. Maar iedereen heeft blinde vlekken. En juist daardoor kunnen er dingen gebeuren die voor een kind lastig of pijnlijk zijn, zonder dat iemand dat zo bedoelt. Het helpt enorm om dat te zien. Het geeft ruimte. Voor jezelf, en voor je ouders.
Tijdens het coachingstraject leerde ik dat mijn boosheid er gewoon mocht zijn. Dat het oké is om verdrietig of boos te zijn over iets wat je ouders, met alle goede bedoelingen, misschien toch niet handig hebben aangepakt. Dat inzicht gaf lucht. Want pas toen ik die boosheid écht mocht voelen, kon ik hem ook loslaten.
Lees ook: Dit is waarom je je baby ál jouw emoties moet laten zien
Contact met halfbroers en -zussen
Ik heb inmiddels contact met een paar halfbroers en -zussen. We staan allemaal in DNA-databanken en tot nu toe zijn we met z'n vieren. Dat is minder dan je misschien zou verwachten. Twee van hen kwamen er pas via de test achter dat ze donorkind zijn. Dat gebeurt vaker.
Zeker in mijn generatie weten veel donorkinderen het nog steeds niet. Daarom is onze oproep aan ouders: vertel het je kind. Liefst al vanaf het begin, tijdens de zwangerschap. Maar ook als je kind volwassen is, is het nooit te laat om eerlijk te zijn.
De lastige gevoelens rond gewenst zijn
Als donorkind hoor je vaak reacties zoals: 'Maar je was toch gewenst? Waarom maak je je dan druk?' Zo'n zelfde gevoel kreeg ik bij mijn moeder toen ik het met haar erover had. Zo'n reactie doet af aan wat je voelt. Natuurlijk was ik gewenst – mijn moeder wilde mij heel graag, en mijn opvoedvader ook – maar dat verandert niets aan het feit dat mijn donorvader mij heeft afgestaan.
Hij heeft nooit verantwoordelijkheid genomen voor mijn bestaan, dacht niet mee over mijn naam of dat ik in een fijne omgeving zou opgroeien. Dat doet pijn. Hoe welkom voel je je als de helft van je afkomst nooit echt betrokken is geweest?
Steun vinden als donorkind
Soms word ik nog boos of verdrietig als ik iets op tv zie of lees. Bijvoorbeeld wanneer ik een vader liefdevol zie omgaan met zijn kind, dan voel ik een gemis omdat ik dat zelf niet had. Wat wel belangrijk is, is dat ik nu begrijp waarom ik boos was, kan voelen dat het oude pijn is en die boosheid los kan laten.
Misschien komt er nog een moment dat ik weer boos ben, en dan moet ik daar opnieuw mee aan de slag. In elke fase van je leven komen nieuwe dingen omhoog om te verwerken.'
Waar kun je als donorkind terecht?
Ben jij een donorkind en voel je je onbegrepen? Of wil je gewoon graag je verhaal kwijt met gelijkgestemden? Dan kun je op verschillende plekken terecht. Stichting Donorkind is er voor donorkinderen, ouders én donoren. In haar eigen coachingpraktijk biedt Eefje een veilige plek om je verhaal te delen. Ook de podcast De Kwak Kwaakt raadt zij aan – die laat verschillende perspectieven op donorconceptie zien en helpt je om je minder alleen te voelen.