Als Niels Rietveld, hoogleraar economie en genetica, studenten tijdens een college vraagt of ze het rechtvaardig vinden dat genen hun opleidingsniveau deels bepalen, is bijna iedereen het daarmee eens.
Wordt die vraag over inkomensverschillen gesteld, dan gaan een stuk minder handen omhoog. En gaat het over gezondheid, dan vindt praktisch iedereen het onrechtvaardig dat mensen ziek worden omdat hun genen dat bepalen.
'Ik zeg dan altijd: ik geloof echt dat jullie heel hard werken, maar denk even na. Aan je genen heb je zelf niks gedaan. Hetzelfde geldt voor de omstandigheden waarin je opgroeit. Maar over het algemeen hebben jullie daar wél voordeel van. Dan zie je ze denken: hoe consistent is het eigenlijk wat ik denk?'
Lees ook: Erfelijkheid en genen: dit krijgt je kind van jullie mee
Embryo's selecteren
De discussie over de rol van genen is actueler dan ooit. Kijk naar de Verenigde Staten. Daar zijn commerciële bedrijven waar je tijdens een ivf-traject embryo's kunt selecteren op voorspelde eigenschappen, zoals intelligentie. 'Dat vind ik een gevaarlijke ontwikkeling. Je roept de geest van de eugenetica op', zegt Rietveld. Eugenetica is het streven naar genetische verbetering van de mensheid door selectie en uitsluiting.
Genen hebben invloed, máár ze vertellen nooit het hele verhaal
In Europa is dat verboden, maar ook hier groeit de belangstelling voor zogenoemde polygenetische scores – voorspellingen die op basis van duizenden DNA-varianten iets zeggen over iemands aanleg of kansen in het leven.
Wat ooit sciencefiction leek, schuift langzaam richting praktijk. Juist daarom waarschuwt Rietveld: genen hebben invloed, maar ze vertellen nooit het hele verhaal.
Lees ook: Blauwe ogen, hoog IQ en goede gezondheid: in de VS leveren bedrijven al de 'perfecte' baby
De rol van DNA
Genen zijn kleine stukjes informatie in je lichaam die bepalen hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Ze zitten in je DNA, dat op zijn beurt is opgeslagen in bijna elke cel van je lichaam. Genen kunnen eigenschappen doorgeven, zoals talenten of aanleg voor bepaalde ziekten. En genen kunnen ook je opleidingsniveau beïnvloeden.
Maar overschat ze niet, waarschuwt Rietveld.
Leefomgeving
Want uiteindelijk heeft de leefomgeving ook veel invloed. Zo kan iemand met een hoge genetische score voor opleidingsniveau nog steeds school vroegtijdig verlaten. En iemand met een lagere score kan juist later promoveren. Opvoeding, inkomen en toevallige omstandigheden hebben minstens net zo'n grote impact.
Hij schetst een simpele verdeling. 'Ongeveer 40 procent van de verschillen in opleidingsniveau is genetisch bepaald, 30 procent hangt samen met familieomstandigheden, en 30 procent blijft over voor unieke gebeurtenissen in iemands leven.'
Dat laatste is het onvoorspelbare deel, bijvoorbeeld de leraar die je extra motiveert, of juist een ouder die ziek wordt. Die percentages verschillen per land. Hoe dat zit, onderzoekt Rietveld.
Verschillen tussen landen
Het onderzoek van Rietveld wordt als baanbrekend beschouwd, omdat hij als eerste een genetische variant ontdekte die verband houdt met opleidingsniveau. Hiermee bewees hij dat je kunt laten zien hoe genen met gedrag samenhangen als je maar genoeg data hebt.
Genen en de samenleving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zegt Rietveld. 'Vijftig jaar geleden hadden jongens gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan meisjes. Nu is het omgekeerd. Hun DNA is hetzelfde gebleven, alleen de effecten ervan zijn veranderd. Het is dus belangrijk in welke maatschappelijke context je een erfelijkheidsstudie uitvoert.'
Kansenongelijkheid
Deze inzichten kunnen een waardevolle toevoeging zijn in het debat over kansenongelijkheid. 'Wanneer het over genen gaat, denken mensen vaak dat alles vooraf bepaald is. 'Het zit nu eenmaal in mijn genen, dus ik kan er niks aan doen'. Maar dat is helemaal niet zo. Je DNA en de genetische effecten zijn afhankelijk van hoe de maatschappij is vormgegeven én wat je er zelf aan doet. Je genen zijn dus maar een deel van het verhaal.'
Er is tegenwoordig veel aandacht voor gelijke kansen, maar zegt Rietveld. 'Stel dat we alle sociale en economische barrières wegnemen. Dan blijven er altijd nog genetische verschillen bestaan. Dit onderscheid zien we vaak over het hoofd en dan leveren interventies - denk aan onderwijsprogramma's in Rotterdam-Zuid - waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op.'
Waardering voor verscheidenheid
Hoe moeten we deze verschillen tussen mensen waarderen? Iemand die hoogopgeleid is, kan bijvoorbeeld niet altijd het werk doen van iemand met een praktisch beroep.
'Een paar weken geleden kwamen een paar jongens de gevel van mijn huis bekleden. Zij zijn lager opgeleid dan ik, maar wat zij doen kan ik niet. Zijn inkomensverschillen tussen hoger- en lager opgeleiden dan gerechtvaardigd?'
Ik zou niet willen leven in een maatschappij waar we embryo’s selecteren op ‘intelligentie’
We moeten deze verschillen als gelijkwaardig zien, niet als hiërarchisch, denkt Rietveld. Deze bewustwording is belangrijk. Veel verschillen komen voort uit factoren die we niet kunnen beïnvloeden: onze genen en onze opvoeding. 'Niet iedereen hoeft hetzelfde te zijn. Verscheidenheid is juist waardevol.'
Maar juist die waardering voor verscheidenheid komt onder druk te staan als genetische kennis vaker commercieel wordt ingezet.
Onjuiste belofte
'Genen voorspellen een IQ zeer onnauwkeurig, en de keuzes die zulke bedrijven voorleggen - een iets hogere kans op een hoog IQ - lijken eenvoudig, maar zijn dat niet. Op genetisch niveau zijn eigenschappen met elkaar vervlochten: een kans op een hoger IQ krijg je niet los van een hogere of lagere kans op honderden andere eigenschappen, inclusief ziektes. Ga er maar aanstaan, zo'n keuze maken.'
In Nederland is die praktijk nu verboden. Dat moet zo blijven, vindt de hoogleraar. 'Ik zou niet willen leven in een maatschappij waar we embryo's selecteren op 'intelligentie'. Mijn eigen kinderen verschillen van elkaar - het ene kind leert sneller, de ander is creatiever of sportiever. Dat ís het leven en toch ook een geschenk dat je krijgt.'