Ik ben opgegroeid in een voetbalgezin. Niet eentje waar op Teletekst op zondagmiddag naar de stand werd gekeken. Nee, dit ging veel verder. Mijn moeder was totaal in het oranje gekleed als het Nederlands elftal moest spelen. Tot haar onderbroek aan toe. Bijgeloof volgens haar.
Kind op schoot
Dat bijgeloof werd al vroeg gebruikt. Mijn broertje was net 2 jaar oud tijdens het beroemde EK 88. De eerste wedstrijd ging niet bijster goed. Mijn vader besloot de partij van de Oranjemannen te kijken met mijn broertje op zijn schoot. Dit was een succes. 'Wij' werden voor de eerste en enige keer Europees kampioen. Mijn broertje had chronisch slaaptekort, want hij moest elke wedstrijd op schoot.
Lees ook: Dilemma: 'Mijn kind wil elk jaar op een andere sport, moet ik daarin meegaan?'
Huilend opgehaald
Waar ik in dit verhaal was, weet ik nog steeds niet. Kennelijk bracht ik ongeluk. De passie voor het spelletje met de bal was soms zo heftig dat de sfeer in huis nogal explosief was tijdens een wedstrijd. En dan druk ik me nog netjes uit. Ik denk dat je beter op de tribune kon zitten in De Kuip dan op de bank bij ons thuis.
Er werd zo hard geschreeuwd (en gevloekt) dat een vriendje die 'gezellig wilde meekijken', huilend moest worden opgehaald door zijn ouders. Nu kun je als buitenstander onze voetbalverslaving nogal treurig vinden. Ik kijk er met weemoed op terug.
Bloedfanatiek
Ooit had ik deze droom voor mijn nog te stichten gezin. Met zijn vieren op de bank, vlaggetjes op de wang en dan schreeuwen naar de tv hoe slecht die scheids is. Of 'ziekenhuisbal' roepen na een mislukt schot van de tegenstander dat hoog over het doel vliegt.
We zijn bloedfanatiek en willen geen wedstrijd missen. We maken poultjes, bespreken de opstelling en we zijn één van de achttien miljoen bondscoaches die weten hoe het beter moet.
Lees ook: Voor het hele gezin: 11x sporten om samen met je kind te doen
Kameraadje
Het bleek allemaal een fata morgana te zijn. Sterker nog; mijn dromen werden nachtmerries. Mijn vrouw ontpopte zich als een hater van het spelletje. 'Is er alweer voetbal op tv?', is zo'n beetje haar mantra.
Ik had goede hoop voor mijn dochters. Toen Koosje een paar maanden oud was kocht ik een Feyenoordrompertje. Je kunt niet vroeg genoeg met de indoctrinatie beginnen. Hoewel mijn vader er nog eerder bij was. Hij schreef mijn oudste dochter gelijk na haar geboorte in bij de supportersvereniging van de mooiste club van Nederland. Koosje is nu een 'kameraadje'.
Grof geschut
Al snel bleek dochterlief geen moer te geven om een bal. Laat staan dat ze er naar keek op tv. Ik zong nog Feyenoordliedjes bij haar wieg, maar het hielp niets. Dan maar grof geschut inzetten. Ik nam haar mee naar De Kuip. Hét voetbalstadion van Nederland moest haar overtuigen.
Voor als je geen Feyenoordfan bent: De Kuip heeft op veel plekken geen overkapping. Het was hartje zomer en Koosje smolt weg in de zon. Na 25 minuten kroop ze onder haar stoel, op zoek naar een stukje schaduw. Vlak voor rust schraapte ze haar keel: 'Papa, mogen we alsjeblieft naar huis'.
De eindstand heb ik op Teletekst moeten lezen. Ze heeft het af en toe nog weleens over de Kuip. 'Die plek waar ik het zo heet had.' Geen woord over goed voetbal.
Lees ook: 9x levenslessen die je kind kan leren van een sport
Verliezend team
Ik voelde me als een trainer die 2-0 achterstaat en geen wissels meer heeft. Gelukkig had ik nog één sterspeler op de bank zitten: Fiep. Maar zodra ik maar iets over voetbal zeg tegen mijn jongste dochter, antwoordt zij heel hard met: 'Sáái!'
Ik blijk de coach van een verliezend team. Ik leef in een gezin waar ze de bal geen bal aan vinden. Aankomende zomer is het WK met wedstrijden die waarschijnlijk midden in de nacht worden gespeeld. Ik ben bang dat ik de enige ben, die met Oranjeshirt en vlaggetjes op de wang op de bank zit.
Meer columns van Lucas lezen? Dat kan hier.