Vóór de ademhaling begint
Als je baby bij jou in je buik zit, ademt hij nog niet met zijn longen. Hij krijgt alle benodigde zuurstof en andere voedingsstoffen binnen via een bloedvat in de navelstreng. Het bloed uit dit vat komt uit de placenta. In de baarmoeder oefent je baby wel al met ademhalen door zijn mond open en dicht te doen. Als hij daarbij een slokje vruchtwater binnenkrijgt, kan hij de hik krijgen.
Ontwikkeling van de longen
De groei en ontwikkeling van de organen van je ongeboren baby gaan stap voor stap. Ook de longen ontwikkelen zich als je baby nog in de baarmoeder zit, zodat je baby na de geboorte meteen goed kan ademhalen. Al in de vierde week van je zwangerschap begint de ontwikkeling van de keelholte. Ook ontstaan dan de luchtpijp en het strottenhoofd. Er ontstaan vanuit de luchtpijp twee vertakkingen. Hier vormen zich de linker- en rechterlong.
De twee vertakkingen vertakken zich vervolgens weer verder tot kleine buisjes, ook wel de bronchiën genoemd. Na zo'n drie maanden bevatten die al wat bloedvaten. Vanaf de 25e week ontstaan de grove longblaasjes. Hieruit groeien de uiteindelijke longblaasjes. Die zorgen ervoor dat zuurstof wordt opgenomen door het bloed en afvalstoffen worden afgevoerd.
Na zo'n 24 à 25 weken verandert de binnenkant van de longen. De longcellen produceren het stofje surfactant. Dit stofje zorgt ervoor dat de longblaasjes na de geboorte goed openen bij het inademen en open blijven bij het uitademen.
Ademhaling pasgeboren baby
Meteen na de geboorte vinden er grote veranderingen plaats in het lichaam van je baby. In de baarmoeder kreeg hij het zuurstof via de placenta. Op het moment dat de navelstreng uitgeklopt is, wordt de navelstreng afgeklemd om hem door te knippen, hierdoor wordt de zuurstoftoevoer opeens stilgelegd. Het koolstofdioxinegehalte in het bloed stijgt snel, waardoor de ademhalingsorganen van je baby worden geprikkeld om zuurstof 'binnen te halen'. Zijn borstspieren en het middenrif komen in beweging, hij zuigt zijn longen vol met lucht en heeft zo zijn eerste ademhaling. Al met al komt de eerste ademhaling binnen enkele seconden na de geboorte op gang.
Verandering na eerste ademhaling van baby
Als je pasgeboren baby voor de eerste keer ademhaalt, verandert zijn bloedcirculatie drastisch. In je baarmoeder maakte het bloed een korte baan – van de rechterboezem van het hart naar de linkerboezem – nu wordt dat een lange baan die langs de longen loopt. Als je baby geen zuurstofrijk bloed meer via de navelstreng krijgt, moet zijn bloed langs de longen voor zuurstof.
Bij de eerste ademhaling zuigt je baby zijn longen vol en slaat er een klep tussen beide hartboezems dicht. Die klep zal uiteindelijk vergroeien met het tussenschot, waardoor het bloed niet meer van de rechterboezem naar de linkerboezem kan. Je kunt na de geboorte de navelstreng nog zien kloppen, maar als de bloedsomloop zich heeft aangepast aan het leven buiten de baarmoeder, houdt dit op.
Kwetsbare longen
De longen van je baby zijn nog erg kwetsbaar. Je baby heeft pas een tiende van de longblaasjes die hij als volwassene zal hebben. In de eerste zes maanden krijgt je baby nog meer longblaasjes. De longen zijn pas na de puberteit helemaal volgroeid.
Vocht in de longen en de eerste ademhaling
In de baarmoeder zitten de longen, neus en de mond van je baby nog vol met vocht. Na de geboorte moet dat eruit. Bij een normale bevalling wordt dit goed geregeld, want tijdens het persen komt er een grote druk op de borstholte van je baby te staan en wordt er een deel van het vocht uit de longen van je baby geperst. Wat overblijft, wordt spontaan door de longen opgenomen en afgevoerd.
Bij baby's die met een keizersnede worden geboren, gaat dit lastiger. Dit komt omdat er bij hen geen sprake is van druk op de borstkas. Ze hebben daardoor vaak nog vocht in hun mond en soms ook in hun longen. Als dat laatste bij jouw baby het geval is, kan dit problemen geven bij de eerste ademhaling.
Ook baby's die in een stuit liggen bij de geboorte, hebben hier vaak last van. Dit komt doordat er tijdens de bevalling geen druk op het hoofd of de borstkas is, maar op de billen. Baby's die veel vocht in de longen hebben, kunnen na de bevalling aan de beademing worden gelegd. Over het algemeen verdwijnen de verschijnselen spontaan in de loop van enkele uren tot maximaal twee dagen. Door te kreunen probeert je baby zelf de druk in zijn longblaasjes te vergroten en daarmee het vocht eruit te persen naar de bloedbaan toe.
Vroeggeboorte en longen
Als je baby voor week 37 wordt geboren, spreken we van een vroeggeboorte. Hoe vroeger je baby wordt geboren, hoe groter het risico op problemen is. De longen van je baby zijn nog niet 'af'. Dit wil zeggen dat ze te weinig longblaasjes en bloedvaten hebben en daardoor te weinig zuurstof binnenkrijgen.
Als je baby voor week 28 wordt geboren, maken de longen te weinig van het stofje surfactant aan. De longblaasjes blijven dan niet openstaan, maar klappen dicht. Volgens het Longfonds halen baby's een achterstand in de longontwikkeling niet meer in. Uit onderzoek blijkt dat de longen sneller lijken te 'slijten'. Als je kind volwassen is, loopt hij een groter risico op het krijgen van een longziekte.
Een te vroeg geboren baby die moeite heeft met ademhalen, krijgt extra zuurstof toegediend. Dit kan met een kapje of een slangetje in de neus. Als je baby er slechter aan toe is, heeft hij kunstmatige beademing nodig. Dan neemt een beademingstoestel de ademhaling van je baby over. Je baby krijgt een slangetje in zijn luchtpijp en moet in het ziekenhuis blijven. Hoe lang dit duurt, verschilt per kind. Het kan om enkele dagen gaan, maar ook een paar weken of zelfs maanden duren.
Lees meer: Alles over een kunstmatig opgewekte vroeggeboorte
Bronnen: Longfonds.nl