Anticonceptie na bevalling
De eerste maanden na de bevalling hebben veel vrouwen nauwelijks interesse in seks. Misschien herken je het wel: je bent moe van de gebroken nachten, je lichaam is aan het herstellen van de bevalling en wennen aan je nieuwe leven met baby kost veel energie.
Daarbij geven veel vrouwen borstvoeding en kan het zo zijn dat het voelt dat je lichaam daarmee vooral even in het teken staat van je baby. Aandacht voor je relatie en je seksleven schiet er dan al snel bij in. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat je verliefder bent dan ooit op je partner en dat de zin in seks al gauw terugkomt.
Het algemene advies van verloskundigen is om na de bevalling zes weken te wachten met seks, om je lichaam de kans te geven om te herstellen. Verder geldt natuurlijk: volg je gevoel. Het is niet raar om (veel) langer te wachten als je na zes weken nog niet toe bent aan seks of als je er iets eerder al aan toe bent. Daarbij kan het ook veel verschil maken hoe je bevalling is verlopen: soms heb je nu eenmaal langer de tijd nodig om lichamelijk en psychisch te herstellen.
Hoelang je ook wacht met die eerste keer seks: het is goed om je op tijd te verdiepen in het gebruik van anticonceptie. Hét moment kan immers ineens daar zijn. En voordat je voor het eerst weer ongesteld wordt, kun je in principe alweer vruchtbaar zijn.
Lees ook: Hoe borstvoeding je libido kan beïnvloeden
Kies de juiste anticonceptie
Voordat je automatisch weer teruggrijpt naar de anticonceptiemethode van voor je bevalling, is het goed om erbij stil te staan of dit nog steeds de beste methode voor jou is. Er zijn immers heel veel mogelijkheden en misschien is er een (nieuwe) vorm die nu beter bij je past. Daarbij speelt mee of je borstvoeding geeft, of je graag nog een kind zou willen en op welke termijn ongeveer, en of de anticonceptiemethode die je voor de zwangerschap gebruikte goed beviel of niet. Deze periode is heel geschikt om daarover na te denken.
Het is het handigst om je al tijdens je zwangerschap te verdiepen in de mogelijkheden qua anticonceptie en vast te bedenken wat je na de bevalling wilt gaan gebruiken. Je hebt er dan rustig de tijd voor. Is je baby al geboren, maak er dan ruimte voor. Want laten we meteen een hardnekkig misverstand de wereld uit helpen: ook als je borstvoeding geeft, kun je zwanger worden. De kans dat je zwanger raakt is weliswaar kleiner, maar zeker niet nihil. Borstvoeding komt dus níét voor in het rijtje van anticonceptiemethoden.
Vormen van anticonceptie na bevalling
Of het nu je eerste of vierde kind is, na de geboorte verandert er van alles: je situatie, jijzelf, je relatie. Misschien verandert je anticonceptiemethode wel met je mee. Voor iemand die absoluut geen gezinsuitbreiding meer wil, is sterilisatie een optie. En als je niet goed reageert op hormonen, kies je waarschijnlijk eerder voor een condoom of een koperspiraal. Hieronder vind je alle mogelijke vormen op een rijtje, van de verschillende anticonceptiepillen tot spiralen en barrièremethodes. Houd bij de bijwerkingen in je achterhoofd dat deze soms tot (zeer) zelden voorkomen. De meeste vrouwen krijgen er geen last van. Op de website Apotheek.nl kun je per anticonceptiemiddel en merk vinden hoe vaak de bijwerkingen voorkomen.
Combinatiepil
Dit de gewone anticonceptiepil. Deze pil bevat zowel oestrogeen als progestageen. Deze mag je slikken vanaf drie weken na de bevalling als je flesvoeding geeft en vanaf zes weken als je borstvoeding geeft. Progestageen remt de eisprong en maakt het cervixslijm (laag baarmoederslijmvlies) dikker, waardoor sperma er minder goed doorheen komt. Ook verandert de combinatiepil het baarmoederslijmvlies, waardoor een eicel die tóch wordt bevrucht niet kan innestelen. Oestrogeen zorgt ervoor dat je regelmatig ongesteld wordt, oftewel: een onttrekkingsbloeding hebt. Er zijn varianten met synthetische of lichaamseigen hormonen en met een strip van 21 of 28 pillen, dus met of zonder stopweek. In de stopweek word je ongesteld. Vanaf zes weken na de bevalling mag je met de combinatiepil beginnen. Als je ermee stopt, kun je snel weer vruchtbaar zijn.
Er zijn drie soorten combinatiepillen: de eenfase-, tweefasen- en vierfasenpil. Het verschil zit 'm in de samenstelling van de hormonen, met als doel de menstruatiecyclus zo goed mogelijk na te bootsen.
De anticonceptiepil heeft verschillende mogelijke bijwerkingen, die meestal met name optreden als je begint met slikken en na enkele dagen tot maanden overgaan. Bijwerkingen zijn bijvoorbeeld: misselijkheid, hoofdpijn, stemmingsveranderingen, gewichtstoename, doorbraakbloedingen en minder zin in seks. Doordat de samenstelling van je bloed verandert als je de pil slikt, neemt het risico op trombose gemiddeld met vier keer toe. Bij pilgebruik boven de 35 jaar of als je ook rookt, eerder trombose hebt gehad, overgewicht hebt of trombose in je familie voorkomt, is er meer risico.
Minipil
De gewone anticonceptiepil bevat oestrogeen en progestageen, de minipil bevat alleen progestageen. Doordat er minder hormonen in zitten, is de minipil geschikt om te slikken zolang je borstvoeding geeft. Hij wordt ook wel de 'borstvoedingspil' genoemd. De minipil werkt hetzelfde als de gewone pil en is even betrouwbaar, mits je hem trouw slikt.
De minipil slik je altijd door, er is dus geen stopweek. Dit betekent dat je geen invloed kunt uitoefenen op de timing van je menstruatie. Je kunt last krijgen van tussentijds bloedverlies en bij sommige vrouwen verdwijnt de menstruatie helemaal. Drie tot zes weken na de bevalling kun je beginnen met slikken van de minipil. Na het stoppen met deze pil ben je vaak snel weer vruchtbaar.
De minipil kan (tijdelijk) bijwerkingen geven, zoals hoofdpijn of migraine, misselijkheid, pijnlijke borsten, gewichtstoename, huidafwijkingen (acne, jeuk, pigmentvlekken), overmatige haargroei of haaruitval, minder zin in seks en vaginale droogheid. Doordat de minipil maar één hormoon bevat, is er geen verhoogd risico op trombose.
Prikpil
De prikpil is een injectie met het vrouwelijk geslachtshormoon progestageen, dat ervoor zorgt dat je niet zwanger wordt. Je moet om de drie maanden voor deze prik naar de huisarts en als je dit trouw en op tijd doet, is het een redelijk betrouwbare vorm van anticonceptie. Je menstrueert minder vaak en bij veel vrouwen houdt de menstruatie na een jaar helemaal op.
Wil je na de bevalling beginnen met de prikpil, dan kan de injectie het beste binnen vijf dagen na de geboorte van je baby worden gegeven. Als je later begint moet je nog veertien dagen na de start een condoom gebruiken. De werkzame stoffen in de prikpil kunnen via de moedermelk bij de baby terechtkomen, maar hebben geen schadelijk effect. Overigens kan het na het stoppen met de prikpil een jaar of soms nog langer duren voordat je weer vruchtbaar bent. Ook kun je nog een tijd last houden van bijwerkingen nadat je bent gestopt.
Als je net begint met de prikpil, kun je onregelmatige en langdurige bloedingen krijgen. Andere mogelijke bijwerkingen zijn gewichtstoename, hoofdpijn, vocht vasthouden, nervositeit, stemmingsveranderingen, pijnlijke borsten, duizeligheid, maagdarmklachten, huidafwijkingen (acne, jeuk, pigmentvlekken), overmatige haargroei of haaruitval, minder zin in seks en vaginale droogheid. Ook is er een verhoogd risico op trombose en leveraandoeningen en kan bij langer gebruik botontkalking voorkomen.
Anticonceptiepleister
De anticonceptiepleister werkt net als de combinatiepil: de pleister geeft een combinatie van hormonen af. Via de huid komen ze in je bloed terecht. Ze zorgen ervoor dat je geen eisprong krijgt en dat het cervixslijm dikker wordt, waardoor sperma er moeilijker doorheen kan.
Waarom een pleister in plaats van een pil? De anticonceptiepleister kan een handige optie zijn voor vrouwen die de pil vaak vergeten te nemen. Je plakt de pleister (waar dan ook op je lichaam, behalve op je borsten en bovenbenen) namelijk maar één keer per week, gedurende drie weken. Daarna las je een stopweek in, waarin je ongesteld wordt. Door de stopweek te verkorten, kun je je menstruatiecyclus verschuiven. Als je de stopweek niet korter, maar langer dan een week maakt, werkt de pleister niet meer als anticonceptiemethode.
De anticonceptiepleister heeft mogelijke bijwerkingen: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, pijnlijke borsten, maagdarmklachten, huidafwijkingen, gewichtstoename, stemmingsveranderingen en vaginale gistinfectie.
Hormoonstaafje
Het hormoonstaafje is een klein implantaat, dat een arts vlak onder je huid aan de binnenkant van je bovenarm inbrengt. Dit gebeurt met plaatselijke verdoving. Het staafje geeft drie jaar lang geleidelijk een lage dosis van het progestageenhormoon etonogestrel af. Na drie jaar (of eerder, als je het wilt verwijderen) wordt er onder plaatselijke verdoving een klein sneetje gemaakt om het staafje eruit te halen. Daarna ben je direct weer vruchtbaar.
De kleine hoeveelheid hormonen die steeds wordt afgegeven, komt via de moedermelk bij je baby terecht. Volgens onderzoek heeft dit in ieder geval tot de leeftijd van drie jaar geen schadelijk effect op je kind.
Je cyclus kan met deze anticonceptiemethode veranderen. Bij sommige vrouwen worden de menstruaties minder of verdwijnen ze zelfs, bij anderen worden de bloedingen juist langer en heviger of is er continu een beetje bloedverlies. Andere bijwerkingen kunnen zijn: hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, pijnlijke borsten, stemmingsveranderingen, gewichtstoename of gewichtsafname, acne, haaruitval, cystes in de eierstokken.
Anticonceptiering
De anticonceptiering is een hormonale vorm van anticonceptie en werkt in die zin hetzelfde als de pil; de eisprong wordt geremd. De hormonen, progestageen en oestrogeen, worden via het slijmvlies in je vagina gelijkmatig aan je bloed afgegeven. Ook hoef je maar één keer per maand een nieuwe ring in te brengen en zodra je hem verwijdert, kun je weer zwanger worden.
De ring is zacht en flexibel en ongeveer vijf centimeter in doorsnee. Je brengt hem zelf in je vagina in, net als een tampon. Je voelt hem niet zitten en hij kan er niet zomaar uitvallen. Na drie weken haal je de ring eruit en heb je een stopweek, waarin je ongesteld wordt. Daarna breng je een nieuwe ring in. De ring beschermt je een maand lang tegen zwangerschap, ook in de vierde week waarin je hem dus niet draagt. Door de stopweek te verkorten (niet verlengen!), kun je je menstruatiecyclus bijsturen. Vanaf 6 weken na de bevalling kan je de anticonceptiering plaatsen.
Ook bij deze hormonale anticonceptie is er kans op bijwerkingen, zoals tussentijds bloedverlies, vaginale infectie, misselijkheid, maagdarmklachten, pijnlijke borsten, gewichtstoename, depressie of stemmingswisselingen, minder zin in seks, acne en duizeligheid. Net als bij de anticonceptiepil is er een verhoogd risico op trombose.
Koperspiraal
Als je niet goed tegen hormonale anticonceptie kunt of dit liever niet wilt gebruiken, kan een koperspiraal de oplossing zijn. Een spiraal wordt ook wel een IUD genoemd: intra-uterine device, oftewel 'voorwerp in de baarmoeder'. De koperspiraal heeft de vorm van een 'T' of een hoefijzer en wordt dus in je baarmoeder geplaatst. Er zit koper omheen, dat zaadcellen inactief maakt en het baarmoederslijmvlies ongeschikt maakt voor innesteling van een bevruchte eicel. Het beschermt op die manier vijf tot tien jaar tegen een zwangerschap, afhankelijk van het merk spiraal. De kans dat je zwanger wordt is bij het koperspiraaltje iets groter dan bij de pil, maar het is nog altijd een erg betrouwbaar middel.
Na de bevalling moet je baarmoeder eerst herstellen en krimpen. Na zes weken kan de koperspiraal worden geplaatst. Je kunt hiervoor terecht bij je verloskundige als zij ervoor is getraind, of anders bij de huisarts of gynaecoloog. Het plaatsen duurt niet lang, maar kan wel pijnlijk zijn, met name omdat de baarmoeder moet worden gestrekt met een tang om de spiraal goed te kunnen plaatsen. Sommige vrouwen vallen tijdens of na het plaatsen flauw. Het helpt om van tevoren pijnstillers in te nemen en tijdens het plaatsen zo goed mogelijk te ontspannen. Aan de spiraal zitten twee draadjes die de arts na het plaatsen op de juiste lengte afknipt: ze worden gebruikt om de spiraal weer te verwijderen. Na het verwijderen van je spiraal ben je in principe direct weer vruchtbaar.
Zes weken na het inbrengen volgt nog een nacontrole, waarbij je verloskundige of arts checkt of de spiraal op de goede plek zit. De eerste drie maanden kunnen je menstruaties heviger zijn dan normaal, met meer pijn en meer bloedverlies. Ook kan je menstruatie eerst onregelmatig zijn en je kunt tussentijds bloedverlies hebben (spotting). Daarna verloopt de menstruatie meestal weer normaal. Een koperspiraal heeft verder geen bijwerkingen.
Lees ook: Alles over het spiraaltje
Hormoonspiraal
Ook voor het hormoonspiraaltje geldt dat je na je bevalling minimaal zes weken moet wachten tot je het kunt laten plaatsen. Daarna hoef je vijf tot acht jaar niet meer aan anticonceptie te denken. Een hormoonspiraal is een kunststof 'ankertje', dat kleine doses van het hormoon progestageen afgeeft in de baarmoeder. Ter vergelijking: met de pil komt er zestig tot honderd keer meer progestageen in je bloedbaan terecht. Omdat het spiraaltje plaatselijk werkt, komt er ook maar een kleine hoeveelheid hormonen in de moedermelk. Deze hoeveelheid is niet schadelijk voor je baby.
Het hormoonspiraaltje zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies niet wordt opgebouwd om een bevruchte eicel te laten innestelen. De menstruatiebloedingen zijn daardoor veel korter en lichter, en ook minder pijnlijk. Na een jaar heeft ongeveer 75% van de vrouwen maar twee dagen licht bloedverlies en heeft 20% helemaal geen bloedverlies meer. Ook zorgt het hormoon ervoor dat het slijm in de baarmoederhals dikker wordt, waardoor zaadcellen moeilijk in de baarmoeder kunnen komen. De betrouwbaarheid op het gebied van anticonceptie is vergelijkbaar met sterilisatie.
Het plaatsen en verwijderen van een hormoonspiraal gaat hetzelfde als bij een koperspiraal, en ook hierbij moet je na een aantal weken op nacontrole komen. Omdat er bij deze spiraal wel hormonen worden gebruikt, kun je wel bijwerkingen krijgen, zoals (afhankelijk van het merk spiraal) hoofdpijn/migraine, misselijkheid, vaginale infectie, acne, haaruitval of juist meer haargroei, gewichtstoename, stemmingsveranderingen en minder zin in seks.
Barrièremethode 1: condoom
De barrièremethode dankt zijn naam aan het feit dat er letterlijk een barrière wordt opgeworpen, waardoor zaadcellen de eicel niet kunnen bereiken. Het condoom, zowel de mannen- als de vrouwenvariant, kun je direct gebruiken zodra je na de bevalling weer seks hebt. Bovendien is het condoom de enige vorm van anticonceptie die ook beschermt tegen seksueel overdraagbare aandoeningen. Je kunt het uiteraard ook alleen de eerste tijd gebruiken, als overbrugging naar een andere anticonceptiemethode.
Lees ook: Alles over hormoonvrije anticonceptie
Barrièremethode 2: pessarium
Het pessarium is een rond kapje gemaakt van medisch siliconen, dat na het inbrengen de baarmoedermond afsluit. Je brengt het maximaal twee uur voordat je seks hebt in en laat het daarna minimaal zes uur zitten. Je gebruikt deze anticonceptiemethode in combinatie met een zaaddodend middel. Bij de (online) drogist of apotheek kun je een standaard maat pessarium kopen. Het pessarium kun je na gebruik wassen en ongeveer een jaar hergebruiken, mits je het regelmatig controleert op gaatjes. Bij juist gebruik is het pessarium 95% betrouwbaar, maar omdat het in de praktijk vaak verkeerd wordt ingebracht wordt toch zo'n 26% van de vrouwen ongepland zwanger. Het pessarium heeft geen bijwerkingen, wel kun je gevoelig reageren op zaaddodende pasta. Probeer in dat geval een ander merk.
Sterilisatie
Sterilisatie is uiteraard de meest effectieve manier van anticonceptie, maar het is ook de meest extreme vorm: sterilisatie is in principe onomkeerbaar. Sterilisatie bij vrouwen houdt in dat de eileiders worden afgesloten, zodat er geen sperma bij de eicel kan komen. Dit gebeurt door middel van een operatie. Sterilisatie heeft geen invloed op je hormoonhuishouding en seksuele gevoelens en je houdt je menstruatiecyclus. Hoewel de kans dat je zwanger wordt na sterilisatie erg klein is, gebeurt dit bij zo'n twee tot vijf op de duizend vrouwen toch.
Sterilisatie bij mannen houdt in dat de zaadleiders worden afgesloten. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving in het ziekenhuis of bij een gespecialiseerde huisarts. Een man maakt na sterilisatie nog steeds zaadcellen aan, maar die komen niet meer in het sperma terecht en worden door het lichaam afgebroken.
Sterilisatie kan ongedaan worden gemaakt met een hersteloperatie, maar de kans op een zwangerschap is daarna wel (veel) kleiner en de hersteloperatie lukt niet altijd. Je kunt sterilisatie daarom het beste zien als definitieve vorm van anticonceptie.
Borstvoeding en vruchtbaarheid
Het is een fabel dat je niet zwanger kunt raken zolang je borstvoeding geeft. Wel is de kans op een zwangerschap minder groot bij borstvoeding: doordat je baby aan de borst zuigt, wordt de aanmaak van het hormoon gonadotropine (GnRH) uitgeschakeld. Dit hormoon brengt de werking van de eierstokken weer op gang.
Als je alleen borstvoeding geeft, volledig op verzoek voedt en nog niet menstrueert, zou je in principe de eerste zes maanden amper vruchtbaar zijn. De kans om zwanger te raken is dan minder dan 2%, maar toch echt niet nul. Vooral nachtvoedingen lijken een rol te spelen bij het wegblijven van een cyclus.
Let op: je cyclus kan elk moment terugkomen en je hebt een eisprong vóórdat je weer voor het eerst ongesteld wordt. Gebruik je geen anticonceptie, dan kan het dus al vóór je eerste menstruatie raak zijn. Begin daarom vier tot zes weken na de bevalling met anticonceptie. De combinatiepil, anticonceptiepleister en anticonceptiering worden afgeraden in combinatie met borstvoeding.
Flesvoeding en vruchtbaarheid
Doordat je lichaam bij het geven van flesvoeding geen prikkel krijgt van het zogen, komt de menstruatiecyclus bij de meeste vrouwen die kunstvoeding geven sneller op gang. Wil je de kans op zwangerschap verkleinen, dan kun je het beste twee weken na de bevalling met anticonceptie beginnen.
Hieronder een handig schema welke voor- en nadelen verschillende soorten anticonceptie hebben. En wanneer je er mee kunt beginnen na de bevalling als je borstvoeding (BV) geeft of flesvoeding (FV):
Bronnen: De Verloskundige, Apotheek.nl, Anticonceptie.nl