Wat is faalangst?
Kinderen kunnen last hebben van faalangst. Hoeveel last een kind hiervan heeft, verschilt. Voor de één kan een klein beetje spanning motiverend werken om juist goed te presteren, maar faalangst kan ook een belemmering zijn. Zo kan jouw kind bijvoorbeeld bang zijn om niet goed genoeg te presteren. Als hij alleen iets aan het doen is, heeft hij nergens last van. De angst ontstaat in situaties als je kind wordt beoordeeld of dénkt dat hij wordt beoordeeld. Hij heeft het gevoel dat hij het toch niet kan of dat iemand anders het veel beter kan.
Kinderen met faalangst zijn bang om de waardering van ouders, klasgenoten en leraren te verliezen als ze slecht presteren. Daardoor kunnen ze nieuwe uitdagingen uit de weg gaan, klappen ze dicht of gaan ze zo hard werken dat ze gestrest raken. Bijna tien procent van alle kinderen heeft een vorm van faalangst.
Verschillende soorten faalangst bij een kind
Faalangst is een algemene term. Er zijn drie verschillende soorten faalangst:
- 01.
Cognitieve faalangst: je kind heeft last van angstgevoelens bij taken die hij op school krijgt. Denk bijvoorbeeld aan het leren voor een toets of het maken van moeilijke huiswerkopdrachten.
- 02.
Sociale faalangst: je kind heeft last van angstgevoelens als hij met andere kinderen omgaat. Hij denkt dat anderen hem niet leuk vinden en vindt het moeilijk om vragen te stellen. Een spreekbeurt voor de klas houden, kan ook erg moeilijk voor hem zijn.
- 03.
Motorische faalangst: je kind kan een hekel krijgen aan de gymles, omdat hij dan iets met zijn lichaam moet doen. En dat terwijl hij bijvoorbeeld enorm tegen dat ene gymtoestel opkijkt.
Ook interessant: Alle kinderangsten op een rij
Oorzaak faalangst bij je kind
Een oorzaak van faalangst kan een negatief zelfbeeld zijn. Je kind kan negatief naar zichzelf kijken: 'Ik kan het niet, iedereen vind mij nu stom en dat ben ik ook.' Kinderen met een negatief zelfbeeld presteren daardoor slechter.
Een kind met faalangst is bang om fouten te maken. Maakt je kind een foutje? Dan is hij bang dat anderen negatief over hem denken. Door die druk gaat je kind ook fouten maken en wordt zijn negatieve beeld bevestigd. Faalangst kan je kind dus heel erg in de weg zitten.
Lees meer: Zo ontwikkelt je kind een positief zelfbeeld
Wat denkt een kind met faalangst?
Als je kind niet over zijn faalangst wil praten, kan het lastig voor je zijn om erachter te komen wat er in zijn hoofd omgaat. Dit zijn een aantal dingen die je kind kan denken:
-
Ik ben dom.
-
Ik mag geen fouten maken.
-
Ik vraag niets aan de leraar als ik iets niet snap, want straks vindt hij of vinden mijn klasgenoten mij dom.
-
Anderen vinden mij alleen de moeite waard als ik goed scoor.
-
Ik ben de enige met dit probleem.
Zo herken je faalangst?
Faalangst kun je op verschillende manieren herkennen bij je kind. Jij kunt dit thuis zien, maar ook de leerkracht kan in de klas verschillende signalen opvangen.
Lichamelijke reacties, zoals…
-
zweten
-
hartkloppingen
-
vaak moeten plassen
-
geen eetlust
-
trillende handen of zenuwtrekjes
-
black out (even niets meer weten)
In de klas, zoals…
-
de uitleg niet goed kunnen opnemen, omdat het hoofd van je kind al vol zit met allerlei gedachten 'dat hij het toch niet kan'.
-
helemaal geen vragen stellen over de nieuwe stof of juist enorm veel vragen stellen.
-
meerdere keren willen horen dat hij zijn werk goed heeft gedaan. Hier kan hij ook zelf om vragen.
-
uit onzekerheid steeds opnieuw vragen wat hij moet doen. Dit lijkt op het vragen naar de bekende weg.
-
het kan ook zijn dat een kind blijft ploeteren op zijn werk, niets komt laten zien en wel vastloopt. De leerkracht zal dan zelf even langs moeten lopen.
Probleemgedrag bij faalangst
Een kind met faalangst kan zich in de klas anders gedragen. Dit kan probleemgedrag zijn. Denk bijvoorbeeld aan:
-
Clownesk gedrag: door voortdurend grapjes te maken probeert je kind zijn faalangst te verbergen. Hij houdt er geen rekening mee dat anderen dit vervelend vinden.
-
Agressief, brutaal gedrag: door agressief en/of brutaal te zijn, verbergt je kind dat hij eigenlijk last heeft van faalangst.
-
Afhankelijk gedrag: je kind wil steeds geholpen worden, ook als dat helemaal niet nodig is.
-
Stil, teruggetrokken gedrag: je kind zegt niets en vindt het moeilijk om zichzelf uit te drukken.
-
Apathisch, droevig gedrag: je kind heeft een laag zelfbeeld. Wordt hij niet meteen geholpen? Dan kan hij onverschillig en droevig gedrag vertonen.
-
Overdreven hulpvaardig gedrag: je kind wil door iedereen aardig gevonden worden en helpt daarom graag een handje mee. Door anderen te helpen, hoeft hij niet zelf aan het werk.
Wanneer schakel je hulp in?
Heb je het vermoeden dat je kind faalangst heeft en dat hij daar hulp bij nodig heeft? Neem dan contact op met je huisarts of een (kinder)psycholoog. Als je kind nog jong is, zal de hulpverlener kijken hoe je kind zich gedraagt als hij speelt. Als je kind ouder is, praat hij met je kind en vult eventueel een vragenlijst in.
Het kan zijn dat je kind faalangsttraining nodig heeft. Tijdens de training leert je kind onder andere de situaties te herkennen wanneer hij last krijgt van faalangst. Hij leert wat hij in die situaties kan doen. Zo kan hij ontspanningsoefeningen krijgen en leren om afleiding te zoeken. Ook is het belangrijk dat hij werkt aan een positief zelfbeeld. Wees daarom nauw betrokken bij de training. Die heeft alleen nut als jij er ook positief over bent.
Lees meer: 8 tips om het zelfvertrouwen van je kind te vergroten
Tips voor kind met faalangst
Als je kind faalangst heeft, kun je zelf ook een paar dingen doen om hem te helpen:
- 01.
Let op je eigen gedrag, want misschien wakker je bewust of onbewust faalangst aan. Ben je zelf perfectionistisch? Laat daar dan zo min mogelijk van zien. Kinderen kopiëren vaak het gedrag van hun ouders.
- 02.
Van proberen kun je leren. Niemand is perfect, dus laat je kind merken dat fouten maken mag.
- 03.
Waardeer niet alleen de prestaties, maar juist de inspanningen van je kind. Hard werken voor een voldoende is knapper dan op zijn sloffen een tien halen.
- 04.
Laat je kind klusjes doen die hij goed kan en geef hem een compliment. Dit geeft hem zelfvertrouwen.
- 05.
Vergelijk je kind niet met anderen, bijvoorbeeld met zijn broertje of zusje dat altijd zo goed luistert. Daar wordt hij alleen maar onzeker van.
- 06.
Los vragen en problemen van je kind niet meteen voor hem op. Laat het hem eerst zelf proberen. Als het nodig is, kun je hem daarna nog helpen.
- 07.
Praat erover met de leerkracht. Zo kunnen jullie samen, op school én thuis in de gaten houden hoe het met je kind en zijn faalangst gaat.
Lees meer: Zo geef genoeg complimenten aan je kind
Hoe gaat het verder met de faalangst?
Als kinderen de juiste behandeling krijgen, krijgen ze hun faalangst goed onder controle. Faalangst kan wel altijd weer opduiken. Het is dan ook verstandig om met de hulpverlener te bespreken wat je kind in dat geval moet doen.
Bron: GGD Utrecht