Wat is ARFID?
ARFID is een eetstoornis. Het staat voor Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder. In het Nederlands: vermijdende/restrictieve voedselinname-stoornis. Iemand met ARFID eet bepaald voedsel niet of eet veel te weinig. Bijvoorbeeld omdat hij bang is om te stikken of over te geven. Of omdat hij een bepaalde smaak, textuur of kleur heel naar vindt.
Hoewel het misschien klinkt als een typische kinderziekte, kunnen ook volwassenen kampen met ARFID. Ongeveer 3 procent van de Nederlandse kinderen en 1 procent van de volwassenen heeft deze eetstoornis. Het kan op elke leeftijd worden gediagnosticeerd.
ARFID en het verschil met andere eetstoornissen
ARFID is een stuk minder bekend dan andere eetstoornissen, zoals boulimia en anorexia. ARFID werd pas in 2013 internationaal erkend als eetstoornis, redelijk recent dus. Het wordt daardoor niet altijd (h)erkend door kinderen, ouders en professionals. Terwijl het een ernstige psychische ziekte is, die niet vanzelf overgaat.
ARFID kan lijken op anorexia of boulimia. Het grote verschil is dat kinderen met anorexia of boulimia de wens hebben om af te vallen. Bij ARFID is dat niet zo. Kinderen met ARFID hebben geen probleem met hun zelfbeeld. Het begint ook vaak op jongere leeftijd dan anorexia en boulimia.
Lees ook: Zo ontwikkelt je kind een positief zelfbeeld.
Hoe krijgt een kind ARFID?
Er zijn verschillende oorzaken waardoor een kind ARFID kan ontwikkelen.
-
Nare ervaringen met eten: je kind kan een trauma hebben opgelopen rondom eten. Hij had bijvoorbeeld een slangetje in zijn keel als baby omdat hij te licht was bij zijn geboorte. Of hij heeft zich een keer enorm verslikt. Of is heel erg ziek geworden na het eten van bepaald voedsel.
-
Fysieke aandoening: ARFID kan ook een fysieke oorzaak hebben. Denk aan reflux, het ontbreken van een hongerprikkel of altijd een misselijk gevoel. Een deel van de kinderen is overgevoelig in het mondgebied.
-
Ontwikkelingsstoornis: er zijn stoornissen, aandoeningen en kenmerken die aan ARFID worden gelinkt. Zo kunnen kinderen met autisme en AD(H)D, en hooggevoelige en hoogbegaafde kinderen moeite hebben met de 'sensorische' kenmerken van eten. Ze hebben veel moeite met bepaalde texturen, geuren, kleuren of smaken. SeysCentra is een expertisecentrum op het gebied van ARFID. Een kwart van de kinderen die hier een behandeling volgt, heeft ook autisme.
Erfelijkheid
Ook genen lijken een rol te spelen bij ARFID. Dat bleek bijvoorbeeld vorig jaar uit een Zweeds onderzoek onder tweelingen. Een overgrote meerderheid (79%) van de kinderen met ARFID had een genetische aanleg. Broertjes en zusjes hebben dan ook een verhoogde kans om ook ARFID te krijgen. Lees ook: Alles over erfelijkheid en genen.
Kenmerken van ARFID bij een kind
Heeft je kind ARFID, dan kun je onder andere dit aan hem merken. De kenmerken hoeven niet allemaal voor te komen.
-
Je kind is extreem kieskeurig als het op eten aankomt. Hij eet niet, nauwelijks of alleen één bepaald soort voedsel. Een witte boterham met hagelslag is bijvoorbeeld het enige wat hij weg krijgt. Of het nou ochtend, middag of avond is. Dikke kans dat je kind een veilig-eten-lijstje heeft.
-
Hij heeft angst voor bepaald voedsel. Dat is duidelijk te zien als je het voor hem neerzet.
-
Hij heeft totaal geen interesse in eten. Hij vergeet ook vaak te eten. Hij lijkt niet door te hebben dat hij honger heeft.
-
Je kind valt af of groeit slecht. Niet alle kinderen zijn overigens te licht. Het zou kunnen dat je kind alleen iets eet waar veel calorieën in zitten, zoals patat. Je kunt met ARFID dus ook te zwaar worden.
-
Je kind vermijdt sociale situaties waar eten bij betrokken is, zoals verjaardagsfeestjes of spelen bij een vriendje waar ook een eetmoment is.
-
Je kind heeft geen plezier in eten. Eten wordt meer gezien als een verplichting dan als iets plezierigs.
Lees ook: 3 tips: zo geef je je kind een positieve kijk mee op eten
Heeft mijn kind ARFID? (Vragenlijst)
Bovenstaande kenmerken geven al een indicatie of je kind mogelijk ARFID heeft. Vermoed je dat je kind ARFID heeft, ga dan naar de huisarts. Die zal je kind meten en wegen. De richtlijn is dat een kind minimaal 15 procent minder weegt dan je voor zijn lengte zou verwachten. Ook stelt de huisarts vragen aan je kind. Wie uiteindelijk de diagnose stelt, verschilt. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over het diagnosticeren van ARFID.
Ook bij kinderen met overgewicht kan ARFID zich voordoen. De bovengenoemde kenmerken geven eerder een indicatie aan, dan lengte/gewicht. Belangrijk is wel om lengte/gewicht in de gaten te houden om evt. groeiachterstand op tijd te herkennen. Dit kan een gevolg zijn bij een langdurig eenzijdig voedingspatroon.
Sinds een aantal jaar bestaat er een vragenlijst die door zorgverleners gebruikt kan worden om vast te stellen of er sprake is van ARFID. Denk aan diëtisten, logopedisten, GGD-, consultatiebureau-, huis- en kinderartsen. Deze bestaat uit negen vragen, die samen een goede indruk geven of er mogelijk sprake is van ARFID. Je kind kan aangeven in hoeverre de stelling op hem van toepassing is:
- 01.
Ik ben een kieskeurige eter.
- 02.
Ik vind de meeste voedingsmiddelen die andere mensen wél eten, niet lekker.
- 03.
De lijst met etenswaren die ik lekker vind en zal eten is korter dan de lijst met etenswaren die ik niet eet.
- 04.
Ik ben niet erg geïnteresseerd in eten; het lijkt wel alsof ik een kleinere eetlust heb dan andere mensen.
- 05.
Ik moet mezelf dwingen om regelmatig te eten door de dag heen, of om voldoende te eten tijdens de maaltijden.
- 06.
Zelfs als ik voedsel eet dat ik echt lekker vind, vind ik het moeilijk om er voldoende van te eten tijdens de maaltijd.
- 07.
Ik vermijd eten of stel eten uit omdat ik bang ben voor een onaangenaam gevoel in mijn maag of darmen, of om te stikken, of om over te geven.
- 08.
Ik beperk mezelf tot bepaalde voedingsmiddelen omdat ik bang ben dat andere voedingsmiddelen een vervelend gevoel in mijn maag of darmen zullen veroorzaken, of dat ik zal stikken of overgeven.
- 09.
Ik eet kleine porties omdat ik bang ben voor een vervelend gevoel in mijn maag of darmen, of om te stikken, of om over te geven.
Wat zijn de gevolgen van ARFID bij een kind?
ARFID kan vervelende gevolgen hebben. Niet alleen fysiek, ook mentaal en sociaal. Denk aan:
-
Ondervoeding en gebrek aan vitaminen en voedingsstoffen. Dit leidt bijvoorbeeld tot groeiachterstand, vermoeidheid, een bleke huid, breekbare nagels, breekbaar haar, koude handen en voeten. Ook kan je kind geregeld duizelig zijn, een lage bloeddruk hebben en mogelijk zelfs osteoporose (zwakke botten) of orgaanschade.
-
Schaamte. Je kind kan zich schamen voor zijn stoornis. Mogelijk mijdt hij sociale situaties, zoals kinderfeestjes van klasgenoten of teamsporten omdat hij bang is dat hij dingen moet eten die niet op zijn 'veilig-eten-lijstje' staan. Daardoor kan hij in een sociaal isolement terechtkomen. Hij trekt zich terug en kan zich eenzaam en somber voelen.
-
Schuldgevoelens. Een kind kan zich tegenover zijn ouders schuldig voelen dat hij niet eet. Of het gevoel hebben dat hij hen teleurstelt. Andersom kunnen ouders denken dat ze iets verkeerds doen of hebben gedaan (zie ook verderop).
Lees ook: Psychische klachten kunnen na de zwangerschap vaak voorkomen worden: zo zorg je goed voor jezelf
Kun je ARFID behandelen?
Als je kind ARFID heeft, dan wordt hij behandeld door een kinderdiëtist, kinderarts en/of psycholoog. Er zijn ook speciale behandelcentra voor kinderen met eetstoornissen. Wat voor behandeling je kind krijgt, hangt af van de oorzaak. Vaak is het een combinatie.
-
Cognitieve gedragstherapie: hierbij leert je kind anders tegen eten aankijken door met een therapeut te praten. Samen onderzoeken ze waarom je kind moeite heeft met eten en hoe ze dit kunnen veranderen. Zijn zijn gedachtes wel terecht? Gaat hij écht overgeven als hij een hapje neemt? Hoeveel sessies er nodig zijn, hangt af van de ernst van de klachten.
-
Exposure-therapie: bij deze vorm van therapie wordt je kind blootgesteld aan zijn angsten. Het doel is om zijn angsten te verminderen. Een psycholoog begeleidt hem hierbij. Stap voor stap oefent je kind met eten. Steeds wordt er gevraagd wat hij voelt en hoe spannend hij het vindt. Lees hier meer over angsten bij kinderen.
-
EMDR-therapie: EMDR-therapie (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) wordt gebruikt als je kind een trauma heeft opgelopen. Denk aan verstikking. Het is een snelle, effectieve manier om nare herinneringen te verwerken.
-
Kinderdiëtist/voedingsdeskundige: het is belangrijk dat je kind weer een gezond gewicht krijgt. Een diëtist en/of voedingsdeskundige kan je kind leren over gezond eten en proberen eten leuk(er) te maken. Ook kunnen zij beoordelen of er voedingssupplementen of extra vitaminen nodig zijn.
Advies om naar een kinderdiëtist te gaan die gespecialiseerd is in moeilijke/selectieve eters. Deze diëtisten hebben vaak ook veel ervaring met ARFID bij kinderen -
Logopedist: een logopedist kan kinderen die bang zijn om zich te verslikken helpen. Hij kijkt met je kind mee en geeft advies. Dit kan kinderen een veilig gevoel geven en helpen bij het zelf eten.
Kun je over ARFID heen groeien?
ARFID gaat niet vanzelf over. Je kind groeit er dan ook niet 'zomaar' overheen. Hij kan er met hulp wel van herstellen. Een deel van de kinderen met ARFID herstelt volledig. Sommige kinderen herstellen deels. Zij moeten altijd alert blijven, zeker in tijden van stress en spanning.
Helaas is ARFID soms blijvend. Deze kinderen houden ook als ze volwassen zijn klachten. Heeft je kind bijvoorbeeld autisme of is hij hooggevoelig, dan zal eten waarschijnlijk een gevoelig punt blijven. Wel kan de afkeer of angst met de juiste begeleiding afnemen.
De boeken van Rita Maris geven herkenning en op haar website zijn ook tools voor ouders te vinden, om hier al zelf mee aan de slag te gaan.
Ook organiseert ze regelmatig contact middagen, zodat ouders met elkaar ervaringen kunnen delen.
Hoe kun je als ouder omgaan met een kind met ARFID?
Een kind hebben met ARFID is niet makkelijk. Als eten dagelijks een strijd is, vraagt dat zeer veel van je kind, en van jou. Het is logisch dat dit je af en toe tot wanhoop drijft en dat je het even niet meer weet. Deze tips kunnen jou, je kind én de rest van je gezin helpen:
-
Geef jezelf niet de schuld. Een groot misverstand is dat ouders van kinderen met ARFID niet streng genoeg zijn. Of dat ze hun kinderen te veel verwennen. Maar ARFID is geen opvoedprobleem, je kind heeft een eetstoornis. Als ouder kun je er niets aan doen dat je kind dit heeft. Geef jezelf daarom zeker niet de schuld.
-
Geef je emoties de ruimte. Sta jezelf toe om te voelen wat je voelt. Onmacht, afwijzing, teleurstelling. Deze gevoelens steeds wegdrukken helpt niet. Pas als je ze toelaat, kunnen ze (op den duur) verdwijnen. Probeer jezelf bij je kind op te stellen als kalme ouder. Loop weg als je voelt dat je spanning oploopt. Vertel je kind waarom je wegloopt ('Ik ga even nadenken hoe ik je goed kan helpen').
-
Zoek hulp. Trek aan de bel bij professionals en ga samen op zoek naar de oorzaak. Als duidelijk is hoe de eetstoornis is ontstaan, kunnen jullie gericht op zoek naar een behandeling.
-
Steun je kind. Steun vanuit de omgeving is belangrijk voor het herstel van je kind. Veroordeel hem niet, laat hem voelen dat je hem accepteert zoals hij is. Dat kan bijvoorbeeld door terughoudend te zijn met vragen en in plaats daarvan te benoemen wat je ziet. Dus niet: 'Waarom vind je het spannend?' Maar: 'Ik zie dat je het spannend vindt'. Een vraag kan afwijzend overkomen, het benoemen geeft erkenning en een gevoel van acceptatie.
-
Straf je kind niet. Dat doet meer kwaad dan goed. Forceren is bovendien niet de oplossing. Lees ook: Werkt straffen en belonen in de opvoeding?
-
Let op je eigen gedrag. Wees je ervan bewust dat de oplossing deels begint bij jou als ouder. Als jij wilt dat je kind ontspannen leert eten, helpt het als jij ook ontspannen aan tafel zit. Ben jij gespannen, dan zal je kind dat ook worden. Ben jij boos, dan neemt je kind dat over.
-
Kijk eens naar wat er al lukt in plaats van waar je naartoe wilt werken. Die hele kiwi? Dat is voor je kind onmogelijk. Lukt het je kind om aan de kiwi te ruiken of te voelen? Vaak is dit al een eerste belangrijke stap. Als dat goed gaat, wil hij misschien een heel klein stukje geprakt in zijn mond proeven. Hij hoeft het nog niet eens door te slikken, en mag het ook weer uitspugen. Besef dat als je kind angstig hiervoor is, dit echt al heel veel winst is. Sta daar samen bij stil en zeg hem dat jullie de volgende keer weer één stapje verder gaan. Een geprakt hapje doorslikken bijvoorbeeld. Weer een stap verder is bijvoorbeeld een grover stukje kiwi eten.
-
Nodig je kind uit om nieuwe dingen te proberen. Maar doe dit stap voor stap. Bied hem iets aan wat hij wel eet (bijvoorbeeld die witte boterham met hagelslag) en bied daarnaast iets nieuws aan. Benoem dit vervolgens: 'Dit is nieuw, ik zie dat je dat spannend vindt. Dat mag, ik ben bij je, laten we samen een heel klein stukje proberen.'
-
Betrek de rest van het gezin erbij. Heb je meer kinderen? Leg aan hen uit wat er speelt. Doe niet alsof het probleem er niet is. Hoe klein ze ook zijn. 'Jij vindt dat wel lekker, Sophie is dat nog aan het leren eten.'
Bronnen: Kenniscentrum Kinder-en jeugdpsychologie, Karolinska Institutet, Kinderneurologie.eu, Overlevenmetarfid.com