Voor oudersPersoonlijke verhalen

Een TOS en een te korte tongriem: Zoë (4) kon sommige letters helemaal niet produceren

Privé
Privé
Leestijd 8 minuten
Lees verder onder de advertentie

'Daar lag ze, afgelopen zomer. Mijn stoere, kleine meid in de tandartsstoel. Terwijl Zoë haar duim omhoog hield, laserde de gespecialiseerde tandarts een groot deel van haar tongriem weg. Gelukkig was Zoë goed verdoofd. Dat ze mij ondertussen geruststelde met haar duim, deed me glimlachen. Wat hadden we samen een lange weg afgelegd, dacht ik. En wat deed ze het toch goed.

Lees ook: Jeugdarts Nelleke de Kom over de tongriem

Taalontwikkelingsstoornis

Zoë was bijna 3 jaar toen bij haar een (vermoedelijke) taalontwikkelingsstoornis (TOS) werd vastgesteld, een neurocognitieve ontwikkelingsstoornis waarbij de hersenen taal niet goed verwerken. Het begon allemaal bij het consultatiebureau toen Zoë ruim 2 jaar was. De kinderarts vroeg of Zoë al goed praatte en ik vertelde dat ze eigenlijk nog niet echt verder kwam dan 'papa', 'mama', 'ja' en 'nee'.

Lees verder onder de advertentie

Zelf maakte ik me daar nog niet zo'n zorgen om, ik dacht dat het vanzelf goed zou komen. Ook de kinderarts zei dat elk kind zich op zijn eigen tempo ontwikkelt. We moesten Zoë's spraak- en taalontwikkeling wel goed in de gaten houden.

Lees ook: Taalontwikkelingsstoornis, wat is het en wat kun je eraan doen?

Niet begrepen

Natuurlijk deden we dat. Thuis lazen mijn vriend Kevin (38) en ik Zoë regelmatig voor en probeerden meer woordjes bij haar uit te lokken, maar zonder succes. Zoë communiceerde door te wijzen. Al snel waren we helemaal op Zoë's stille communicatie ingespeeld. Of nou ja, stille. Het kwam ook vaak voor dat we haar niet begrepen en dan kon ze heel boos worden. Nu snap ik wel waarom. Het lijkt me ontzettend moeilijk als je je niet kunt uiten én niet begrepen wordt.

Lees verder onder de advertentie

Niks mis met haar oren

Omdat Zoë's spraak- en taalontwikkeling niet vooruitging, werden we zo'n drie maanden later doorgestuurd naar een logopedist van het consultatiebureau. Zij oordeelde dat vervolgstappen nodig waren en dus kwam Zoë op een wachtlijst voor een uitgebreid onderzoek bij een audiologisch centrum.

Daar konden we twee maanden later terecht. Met Zoë's gehoor bleek niks mis te zijn, maar toen ze moest opnoemen wat ze op de kaartjes voor haar zag, kwam er niks uit. 'Laten we dit deel maar overslaan', zei de onderzoeker. Het was duidelijk dat Zoë niet de woorden kon vinden voor wat ze zag.

Lees ook: Het gehoor van je baby: ontwikkeling en screening

Lees verder onder de advertentie

Op de wachtlijst voor een vroegbehandeling

Uiteindelijk kregen we een diagnose: een vermoeden van TOS. Er werd met nadruk over een vermoeden gesproken, omdat de gevoeligheid van de hersenen voor het leren van taal tot 7 jaar het sterkst is. Het kon dus nog veranderen bij Zoë en daardoor was het niet honderd procent zeker dat ze een TOS had.

Voor mij voelde deze diagnose dubbel. Aan de ene kant voelde ik me schuldig en was ik bang dat het door mij kwam. Had ik Zoë wel genoeg voorgelezen? Had ik haar niet te lang met haar speen laten rondlopen? Aan de andere kant voelde ik opluchting. Nu konden we eindelijk iets doen, want er bleken zogenaamde vroegbehandelingen (een soort speciale peuterspeelzaalgroepen) voor kinderen met een TOS te zijn. Zoë kwam weer op een wachtlijst te staan.

Naar de peuterspeelzaal

Dat wachten vond ik het moeilijkst. Vooral omdat de groepsleider van de reguliere peuterspeelzaal waar Zoë twee ochtenden per week naartoe ging, vaak zei dat ze Zoë niet kon verstaan. Gewoon waar Zoë bij stond. Elke keer zag ik mijn dochter verdrietig naar de grond kijken. Ze begreep prima wat haar groepsleider zei, maar het lukte haar gewoon niet om met de andere kinderen op taal- en spraakgebied mee te komen.

Lees verder onder de advertentie

Het liefst hield ik Zoë thuis, maar volgens de coördinator van de vroegbehandeling was het voor haar ontwikkeling heel belangrijk dat ze ook naar de reguliere opvang bleef gaan. De normale peuterspeelzaal hielden we dus aan, maar ik verzocht de groepsleider vriendelijk om geen opmerkingen meer over Zoë's spraak te maken waar ze bij was.

Lees ook: Naar de peuterspeelzaal, wat kun je verwachten?

Met sprongen vooruit

Gelukkig kwam er na Zoë's derde verjaardag een plek vrij bij de vroegbehandeling. Daar werd ze drie ochtenden per week heel goed opgevangen door superlieve juffen (lees: een gedragswetenschapper, een pedagoog en een logopedist). Door middel van gebarentaal leerde Zoë zich uiten. Ook oefende ze veel met klanken en woorden en we zagen haar met sprongen vooruitgaan.

Lees verder onder de advertentie

Vlak voor Zoë's vierde verjaardag kregen we het nieuws dat ze naar het reguliere onderwijs mocht. Testen wezen uit dat haar taalontwikkeling enorm was verbeterd. Wel was het belangrijk dat ze met een externe logopedist verder werkte aan haar spraakontwikkeling. Omdat ze al een tijd bij haar nieuwe logopedist op de wachtlijst stond, kon ze direct terecht.

Wat de logopedist ontdekt

Week na week oefende Zoë met de nieuwe logopedist met bepaalde klanken. Ook thuis gingen we met opdrachten aan de slag. Omdat Zoë voor veel woorden de 't' en de 'p' gebruikt ('zwemmen' spreekt ze bijvoorbeeld uit als 'temmen' en fiets als 'piets'), stond er steeds één klank of letter centraal. Op een gegeven was de 'l' aan de beurt en wat de logopedist toen ontdekte, had ik nooit verwacht.

Het bleek dat Zoë de letter 'l' helemaal niet kon produceren, omdat haar tong amper bewegingsruimte had. Met een spiegel liet de logopedist het aan Zoë en mij zien. Als zij de 'l' zei, ging haar tong automatisch omhoog. Maar bij Zoë bleef hij laag. De logopedist begreep wel waarom. Zoë had zo'n korte tongriem dat haar tong bijna vast zat.

Lees verder onder de advertentie

Lees ook: Nadine liet de tongriem van haar baby klieven: 'Heel zuinig had hij nét mijn tepel tussen zijn lippen'

Regenboogbaby

Best opmerkelijk, vond de logopedist, want meestal wordt een verkorte tongriem al in de babytijd ontdekt. Vandaar dat ze graag wilde weten hoe Zoë's eerste jaar was geweest. Had ze bijvoorbeeld borst- of flesvoeding gekregen? En hoe was ze als baby? Met een licht schuldgevoel dacht ik terug aan Zoë's eerste jaar.

Zoë was een regenboogbaby. Ze werd ongeveer anderhalf jaar na het verlies van haar zussen (een tweeling die tijdens de zwangerschap met 20 en 21 weken overleed) geboren. Tijdens Zoë's zwangerschap was ik ontzettend bang geweest om haar ook te verliezen. Ik was die negen maanden alles behalve relaxed en dat was na Zoë's geboorte duidelijk bij haar te merken. Zo huilde ze veel, sliep ze slecht en wilde ze alleen maar bij mij zijn.

Lees verder onder de advertentie

Niet genoeg zuigkracht

Mijn emoties gingen in die tijd alle kanten op en extra stress rondom borstvoeding (bij mijn oudere zoons lukte het niet) kon ik er gewoon niet bij hebben. Vandaar dat ik voor flesvoeding had gekozen. Had Zoë daarom zo'n korte tongriem? De logopedist stelde me direct gerust.

Zoë's korte tongriem had niks met flesvoeding te maken. Het was meer dat borstvoeding bij haar waarschijnlijk nooit was gelukt, omdat ze door haar korte tongriem niet genoeg zuigkracht had. Een goede lactatiekundige had dit waarschijnlijk snel opgemerkt, maar zover was het dus nooit gekomen.

Puntje van haar bovenlip aanraken

Waarom het de specialisten van de voorbehandeling van TOS niet was opgevallen, weet ik niet. Dat was verder ook niet van belang, want ik had wel andere zorgen. Volgens de logopedist moest Zoë's tongriem zo snel mogelijk gekliefd worden, omdat het een handicap bovenop haar taalontwikkelingsstoornis was. De TOS zou niet opeens verdwijnen, maar het klieven zou Zoë op den duur wel helpen met haar logopedieoefeningen.

Lees verder onder de advertentie

Inmiddels is het vijf maanden geleden dat Zoë's tongriem gekliefd is en ze is nog steeds bezig met het leren gebruiken van haar 'nieuwe' tong. Vaak laat ze trots zien dat ze met het puntje haar bovenlip kan aanraken. Voor haar is dat al een hele prestatie.
Ik merk dat ze elke maand iets vooruitgaat.

Lees ook: Wanneer kies je voor logopedie bij je kind en wat houdt die hulp in?

De grootste verhalen

Praten blijft nog steeds lastig voor Zoë en dat heeft ze zelf ook door. Zo zegt ze regelmatig dat andere kinderen haar niet verstaan in de klas, maar dat ze wel leuk met hen heeft gespeeld. Haar overbuurjongetje (en tevens klasgenoot) is haar beste vriend en hij heeft geen moeite met Zoë's beperkte spraak. Als ze spelen, gaan ze op in hun eigen fantasiewereld en ik zie Zoë dan helemaal opbloeien.

Lees verder onder de advertentie

Thuis vertelt ze ook de grootste verhalen. Meestal lukt het om dat te ontrafelen en als ik er echt niet uitkom, schakel ik mijn zoons in. Op de een of andere manier begrijpen zij Zoë bijna altijd, maar soms ontkomen we er niet aan. Dan kunnen we er echt niks van maken, waarop Zoë teleurgesteld afdruipt. 'Laat maar', mompelt ze dan.

Een echte doorzetter

Af en toe maak ik me best zorgen over haar spraak, maar ik houd me vast aan de progressie die Zoë tot nu toe al heeft gemaakt. De hobbel van haar korte tongriem hebben we in ieder geval genomen en andere obstakels zal ze zeker overwinnen. Ze is een echte doorzetter, dus dat komt vast goed.'