Wat is een postnatale (postpartum) depressie?
Een postpartum depressie (PPD) wordt in de volksmond ook wel postnatale depressie genoemd. De termen worden vaak door elkaar gebruikt. De term 'postpartum' slaat op de gesteldheid van de moeder 'na de bevalling'. De term 'postnataal' gaat vooral over de gezondheid van de baby, 'na de geboorte'. De juiste term is dus postpartum depressie, omdat we het over de gesteldheid van de moeder hebben. Dit geldt ook voor postpartum PTSS.
De klachten en het ontstaan van een PPD verschillen niet van een normale depressie. Heb je een postpartum depressie, dan voel je je het grootste gedeelte van de dag en bijna elke dag somber. Je piekert veel, voelt je lusteloos, hebt stemmingswisselingen en geniet nauwelijks van je baby. Deze klachten beginnen meestal enkele weken na de bevalling. Treden de symptomen ná vier maanden op, dan spreek je niet meer van een postpartum depressie, maar een 'gewone' depressie. Moeders die eerder een depressie hebben gehad, hebben een verhoogd risico op een postpartum depressie.
Postpartum depressie
In dit artikel lees je nog veel meer over de postpartum depressie. Wat is bijvoorbeeld het verschil met de babyblues, en wat zijn de gevolgen als je een postpartum depressie verwaarloost?
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
Een posttraumatische stressstoornis kan ontstaan na het meemaken van een heftige, schokkende gebeurtenis, die je als traumatisch hebt ervaren. Hierbij kun je denken aan de plotselinge (dreigende) dood van een geliefde, een ernstige verwonding, een beroving of verkrachting, (natuur)rampen of een oorlogssituatie. Maar een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kan ook ontstaan na een traumatische bevalling. Bijvoorbeeld doordat er ingrepen zijn gedaan waarbij je je heel angstig voelde. Of doordat je overweldigd werd door pijn en daarbij (voor jouw gevoel) niet werd geholpen.
Bij een posttraumatische stressstoornis ontstaan er specifieke klachten als gevolg van de traumatische ervaring. Zo kun je herbelevingen hebben van de gebeurtenis(en). Je ziet de beelden in gedachten opnieuw en voelt wat je toen ook voelde. Ook kun je last hebben van nachtmerries of flashbacks. Je probeert triggers die je aan de gebeurtenis doen denken te vermijden, zoals foto's van de bevalling, het ziekenhuis waar het gebeurde of gesprekken over bevallen. Je wordt regelmatig overspoeld door emoties als angst, boosheid, schaamte of schuldgevoel. Ook kan het zijn dat je positieve gevoelens minder goed ervaart, waardoor je niet kunt genieten van wat wél fijn is of was. Dit alles heeft een negatieve invloed op je stemming en je gedachten. Het kan zorgen voor negatieve overtuigingen over jezelf en anderen, maar ook over de oorzaak van de traumatische gebeurtenis. Je verwart bijvoorbeeld pech met schuld.
Bij PTSS is er vaak sprake van verhoogde spanning en reactiviteit. Dat betekent dat je voortdurend waakzaam en alert bent. Je schrikt veel sneller en erger dan normaal van dingen en je bent prikkelbaar. Ook slaapproblemen en concentratieproblemen kunnen erbij horen en PTSS kan leiden tot roekeloos of zelfdestructief gedrag. Soms komt ook dissociatie voor: je voelt je vervreemd van je eigen lichaam of de omgeving.
Verschil PTSS en postnatale depressie
Het komt regelmatig voor dat moeders de diagnose postpartum depressie (PPD) krijgen, terwijl ze eigenlijk postpartum PTSS hebben. Er is veel overlap tussen deze twee aandoeningen (zoals angst, schuldgevoel, gevoel van falen, concentratieproblemen en slaapproblemen). Maar er zijn ook duidelijke verschillen.
Een posttraumatische stressstoornis (PTSS) wordt veroorzaakt doordat de moeder haar bevalling als traumatisch heeft ervaren. Een postpartum depressie is het gevolg van hormonale veranderingen in het lichaam van een pasbevallen moeder.
Specifieke symptomen van PTSS en PPD
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
-
Herbelevingen van de bevalling (flashbacks, nachtmerries).
-
Vermijding. Bijvoorbeeld niet langs de verloskundigenpraktijk of het ziekenhuis willen fietsen, geen foto's van de bevalling willen zien, kraambezoek vermijden, het onderwerp bevallen vermijden, niet opnieuw zwanger durven worden.
-
Veel stress voelen als de baby huilt.
-
Negatieve emoties zoals schuldgevoel, schaamte, angst, boosheid en desinteresse.
-
Verhoogde waakzaamheid en prikkelbaarheid, niet kunnen slapen.
-
Verhoogde schrikreacties.
Postnatale depressie (PPD)
-
Je voelt je lusteloos, eenzaam en somber.
-
Je gaat meer piekeren.
-
Verminderde eetlust.
-
Veel huilen.
Lees meer: Postnatale depressie: dit kun je doen
Oorzaken van PTSS na de bevalling
Ongeveer 10 tot 30 procent van alle moeders heeft haar bevalling als traumatisch ervaren. Toch krijgen lang niet al die vrouwen een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De kans dat je na een bevalling een posttraumatische stressstoornis (PTSS) krijgt, is volgens het Landelijk Kenniscentrum Psychiatrie en Zwangerschap 1 tot 3 procent. Je hebt een verhoogde kans op PTSS-klachten na de bevalling in de volgende gevallen:
- 01.
Als de zwangerschap en/of bevalling medisch zijn verlopen, bijvoorbeeld:
– als je (veel) te vroeg bent bevallen
– bij pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging)
– na een ongeplande (spoed)keizersnede
– na een bevalling met een vacuümpomp - 02.
Psychosociale factoren
– na een eerder trauma (met name seksueel misbruik/geweld)
– als je last hebt van een depressie tijdens de zwangerschap of na de bevalling
– bij ernstige angst voor de bevalling
– als je niet goed met stress kunt omgaan - 03.
Ervaring van de bevalling
– als je weinig steun hebt ervaren van zorgverleners
– bij dissociatie tijdens de bevalling
Vaak (niet altijd) is er sprake van een combinatie van de bovengenoemde situaties. Uiteindelijk komt het erop neer dat je PTSS kunt krijgen als je lichamelijke en psychische grenzen voor jouw gevoel zijn overschreden tijdens de bevalling. Bijvoorbeeld omdat je niet wist wat je overkwam, overweldigd werd, het gevoel had dat je niets meer te zeggen had over je lichaam of je baby, of heel bang bent geweest dat er iets misging met je baby. De enorme angst die je dan kunt ervaren, kan traumatiserend zijn en voor PTSS zorgen.
Lees ook: 4 signalen die wijzen op een 'mommy burn-out'.
Gevolgen PTSS en postnatale depressie
Als je een posttraumatische stressstoornis of postpartum depressie hebt, kan dit het hechtingsproces met je baby negatief beïnvloeden. Gevoelens zijn vaak 'besmettelijk': een persoon in de omgeving kan snel meegaan in de negatieve gevoelens. Zo kan een baby last hebben van en reageren op het negatieve gedrag van zijn moeder. Ook kunnen er moeilijkheden ontstaan bij het geven van borstvoeding.
Kinderen kunnen moeilijk onderscheid maken tussen hun eigen stress en die van anderen. Ze voelen andermans stress en merken het op als iemand ander gedrag vertoont. Bijvoorbeeld dat je minder aandacht voor ze hebt. Ze hebben bovendien de neiging om te denken dat zij de oorzaak zijn van de problemen. Daarom is het extra belangrijk om met je verloskundige of huisarts te bespreken hoe je je voelt en hier de juiste behandeling voor te krijgen. Ga samen met je partner, zodat er ook aandacht is voor zijn of haar ervaringen.
Door een posttraumatische stressstoornis (PTSS) of postpartum depressie (PPD) verandert je gedrag. Je bent bijvoorbeeld sneller prikkelbaar en geneigd om uit te vallen tegen anderen. Sommige moeders durven niet meer zwanger te worden, terwijl ze nog wel een kinderwens hebben.
De relatie met je partner kan hierdoor ook onder druk komen te staan. Er ontstaan conflicten en wrijving, omdat je partner je niet goed begrijpt. Dit kan leiden tot relatieproblemen of seksuele problemen tussen jou en je partner. Het is daarom belangrijk dat je partner wordt betrokken bij de behandeling. Overigens kunnen ook partners PTSS of PPD krijgen. Ook als de bevalling voor de moeder niet traumatisch was of de moeder geen PPD heeft.
Sommige vrouwen voelen zich schuldig en zijn overbeschermend naar hun kind toe. Andere vrouwen worstelen zo met hun eigen gevoelens en klachten dat ze nauwelijks aandacht voor hun pasgeboren baby hebben. Een verminderde emotionele beschikbaarheid van een ouder in de eerste levensfase van een kind kan gevolgen hebben op de langere termijn. Onderzoekers noemen dat ook wel het 'eerste 1000 dagen-principe'.
Behandeling posttraumatische stressstoornis (PTSS) en postpartum depressie (PPD)
Om de juiste behandeling te krijgen, is het belangrijk dat de juiste diagnose wordt gesteld. Twijfel jij of je misschien aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) lijdt? Op de website van Stichting Bevallingstrauma staan vragenlijsten die een inschatting kunnen geven of je postpartum PTSS hebt. Er zijn verschillende behandelmethodes voor een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en postpartum depressie (PPD).
EMDR-therapie bij PTSS
Bij EMDR-therapie (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) zoom je met de behandelaar in op de herinnering of het beeld dat zo naar voor je is. Vaak spelen gedachten als 'ik ben machteloos' of 'ik ben een slechte moeder' hierbij een rol. Terwijl je in gedachten teruggaat naar het angstige beeld, volg je met je ogen een lampje dat heen en weer beweegt, of de vingers van de therapeut die voor je ogen van links naar rechts gaan. Of je wordt afgeleid door buzzers die je in je handen houdt of tikjes die je hoort door een koptelefoon. Vervolgens vraagt de therapeut wat er bij je opkomt. Dit kan van alles zijn: een gedachte, gevoel of sensatie. Dit proces wordt net zolang herhaald tot het beeld geen nare emoties meer oproept. De herinnering blijft, maar de emotionele lading waar je zo'n last van had is eraf. Je kunt eraan terugdenken zonder de angst van toen weer te voelen.
Uit onderzoek blijkt dat EMDR een effectieve behandeling is. Soms is het effect na één sessie al merkbaar. Sommige vrouwen die eerst bijna niet over hun traumatische ervaring konden praten, kunnen dat na EMDR wel. Houd er wel rekening mee dat EMDR geen wondermiddel is dat elke traumatische ervaring (snel) wegneemt. Misschien heb jij meer sessies nodig of werkt het niet voor jou. Ga dan in overleg met je therapeut met een andere behandeling aan de slag.
Cognitieve gedragstherapie
Cognitieve gedragstherapie is een wetenschappelijk bewezen succesvolle behandelmethode voor zowel PTSS als PPD. Bij cognitieve gedragstherapie kijk je samen met de therapeut naar je herinnering aan een bepaalde gebeurtenis en de gedachten en opvattingen die je daardoor hebt gekregen. Je gedachtepatronen hebben veel invloed op je stemming en je gedrag. Tijdens de therapie leer je negatieve gedachten te herkennen en te veranderen. Dit zijn voorbeelden van negatieve gedachten:
-
Ik ben een slechte moeder.
-
Andere moeders doen het veel beter dan ik.
-
Waar is die roze wolk? Die van mij is gitzwart.
-
Ik wil geen kinderen meer, omdat ik zo'n bevalling nooit meer wil meemaken.
Heb je sinds je bevalling last van angsten of somberheid, dan onderzoek je met de therapeut welke gedachten daarbij een rol spelen. Zijn die gedachten eigenlijk wel waar? Zijn er ook andere verklaringen mogelijk dan het verhaal dat er in jouw hoofd is ontstaan over je bevalling, of het moederschap? Welke gedachten helpen je om je beter te voelen? Je leert negatieve gedachten om te buigen naar positieve, helpende gedachten.
Ook leer je (opnieuw) om te gaan met situaties en onderwerpen waar je bang voor bent en die je bent gaan vermijden. Door middel van ontspanningsoefeningen leer je de spanning die dit (in het begin) misschien oplevert te hanteren. Zo kan cognitieve gedragstherapie je bijvoorbeeld helpen om met een beter gevoel terug te kijken op de bevalling, jezelf te waarderen als moeder en weer te gaan doen waar je blij van wordt.
Wat kun je zelf aan een PTSS na de bevalling of een postnatale depressie?
Het is belangrijk om PTSS/PPD snel te herkennen en te behandelen. Deze stappen kun je zelf zetten om PTSS/PPD aan te pakken:
- 01.
Praat erover en zoek hulp. Het kan lastig zijn om over je negatieve gevoelens te praten, omdat over het algemeen wordt verwacht dat je blij en gelukkig bent na de bevalling. Probeer toch over je gevoelens te praten, zodat je begrip en steun krijgt. Dit kan met je partner, vriendinnen, familie, je huisarts, verloskundige of een therapeut. Ook kan het troostend werken als je je realiseert dat je niet de enige bent die dit meemaakt.
- 02.
Zorg goed voor jezelf. Je leven staat zeker de eerste maanden volledig in het teken van je baby, maar het is belangrijk dat je ook goed voor jezelf zorgt. Ga even liggen als je baby ook ligt te slapen. Eet gezond, kies voor voeding met vitaminen en mineralen en beweeg voldoende. Dit helpt je om je energieniveau te verhogen. Eventueel kun je ontspanningstechnieken toepassen, zoals ademhalingsoefeningen, yoga of meditatie.
- 03.
PTSS bij een ziekenhuisbevalling: maak een afspraak met je gynaecoloog. Ben je in het ziekenhuis bevallen en is er tijdens de bevalling iets misgegaan? Of is er tijdens de ingreep niet goed met je gecommuniceerd voor jouw gevoel? Bespreek dit dan met de gynaecoloog die bij de bevalling was en deel jouw ervaring. Neem je partner mee, en eventueel iemand anders die je in het gesprek kan bijstaan als je dit lastig vindt.
Kun je PTSS voorkomen?
Geen enkele bevalling is te plannen of te voorspellen. En een trauma zie je niet aankomen. Bovendien: wat voor de ene vrouw traumatisch is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Ook herstelt de ene vrouw na de bevalling vanzelf van het trauma, terwijl het bij een ander voor PTSS zorgt. Daarbij spelen allerlei omstandigheden een rol. Je kunt een trauma of PTSS dus niet voorkomen, maar je kunt je wel goed voorbereiden op je bevalling. Het helpt om van tevoren kennis op te doen over bevallen en de geboortezorg, te leren hoe je kunt ontspannen, en inzicht te krijgen in je wensen en behoeften, vooral in een minder ideale situatie. Wat heb je dan nodig om het goed aan te kunnen, en wat is er allemaal mogelijk?
Ga bijvoorbeeld op zoek naar een zwangerschapscursus waar je dit leert, met een insteek die bij jou past. Misschien kan je verloskundige of gynaecoloog een cursus aanraden. Ook gesprekken met een geboortecoach of doula kunnen helpen. Zij kunnen je informeren over de mogelijkheden en keuzes die er zijn bij de bevalling en in de communicatie eromheen. Dat kan je gevoel van rust, zelfvertrouwen en houvast vergroten. Door dit op te schrijven in een geboorteplan en dit ruim op tijd goed te bespreken met je verloskundige en/of gynaecoloog, wordt duidelijk wat voor jou van belang is. Je hebt zéker niet alles in de hand, maar jij, je partner en je zorgverleners kunnen wel al het mogelijke doen om een goede ervaring te maken van je bevalling.
Lees ook: Zwangerschapscursussen, wat past bij jou?
Kun je een postnatale depressie voorkomen?
Je kunt het risico op een postpartum depressie nooit helemaal wegnemen. Wel kun je de kans erop dus verkleinen door je voor te bereiden op de bevalling. Dat begint al tijdens de zwangerschap. Lees je in over de leuke en minder leuke kanten van het moederschap, zodat je weet wat je kunt verwachten – voor zover je dat kunt voorspellen.
Na je bevalling is vooral rust heel belangrijk om de kans op PPD te verkleinen. Dat kan door voldoende te slapen, maar ook op andere manieren. Ontvang bijvoorbeeld nog geen kraambezoek, verstuur nog even geen geboortekaartjes, zorg voor voldoende vooraf bereide maaltijden en schakel extra huishoudelijke hulp in.
Heb je in de kraamperiode het idee dat je klachten krijgt die bij een PPD horen? Trek dan aan de bel bij je huisarts of verloskundige.
PTSS en een volgende bevalling
Als je een eerdere traumatische bevalling hebt meegemaakt, kun je gemengde gevoelens hebben als je opnieuw zwanger bent. Ook je partner kan hierdoor meer spanning hebben voor de bevalling. Deze tips kunnen je in dat geval helpen:
-
Zoek hulp. Als je nog niet eerder hulp hebt gehad, schakel die dan meteen in. Bespreek met je verloskundige of je huisarts waar je hiervoor het beste terechtkunt. Het is belangrijk om hier zo vroeg mogelijk aandacht aan te besteden, zodat je tijd hebt om je komende bevalling voor te bereiden met zo min mogelijk angst.
-
Bespreek met de verloskundige of gynaecoloog wat er volgens jou de vorige keer is misgegaan. Leg uit hoe je je voelt en wat ze kunnen doen om je te helpen bij de aankomende bevalling. Neem eventueel je partner mee.
-
Maak een geboorteplan. Al is een bevalling niet te plannen, het is wel heel zinvol om goed na te denken over hoe je het liefst wilt bevallen. Wat kan je helpen er zoveel mogelijk vertrouwen in te hebben? Deze voorkeuren en ideeën schrijf je op in je geboorteplan. Zo weten de mensen die bij je bevalling aanwezig zijn (verloskundige, ziekenhuispersoneel) hoe ze jou het beste kunnen begeleiden. Zie het als een communicatiemiddel: je maakt duidelijk wat je wel en liever niet wilt, zodat hier rekening mee gehouden kan worden. Dat geeft jou rust en het vergroot de kans dat het deze keer een goede ervaring wordt.
Meer weten? Zo schrijf je een geboorteplan (met handleiding).
Bronnen: Stichting Bevallingstrauma, LKPZ, EMDR vereniging, Verloskundigenpraktijk De Kern