
Hechtingsstijlen: veilig of onveilig gehecht kind
Onderzoekers onderscheiden vier verschillende hechtingsstijlen. De manier waarop je bent ‘gehecht’ gaat over de emotionele band die je met je ouders hebt. Een kind kan veilig of onveilig gehecht zijn, maar wat betekent dat precies?
Hechting tussen ouder en kind
Met hechting wordt de band tussen een kind en zijn ouders of verzorgers bedoeld. Deze hechtingsband ontstaat al tijdens de zwangerschap en de belangrijkste basis is in het eerste levensjaar gelegd. Daarna blijft de hechting zich ontwikkelen: ouders en hun kind maken samen allerlei fases en ervaringen door die iets doen met hun band.
Een goede, veilige hechting is heel belangrijk voor een kind. Vanuit die basis groeit hij op en de hechting heeft invloed op de emotionele, sociale, cognitieve en fysieke ontwikkeling. Een kind dat goed gehecht is, krijgt vertrouwen in zichzelf en anderen, waardoor hij op een gezonde manier kan omgaan met zelfstandig worden, stress, lastige situaties en emoties. Dat is weer van invloed op de gezondheid als geheel. Ook is de hechtingsbasis bepalend voor de (liefdes)relaties die een kind met anderen opbouwt.
Lees ook: Hechting aan je baby: zo doe je dat
Verschillende hechtingsstijlen
Je kunt op verschillende manieren ‘gehecht zijn’: de ontwikkeling van de band tussen ouders en kind verloopt niet overal hetzelfde. Een kind kan veilig of onveilig gehecht zijn, en dat kan weer in meerdere vormen hechtingsstijlen. Dit zijn de verschillende hechtingsstijlen:
- Veilige hechting
- Onveilige hechting:
– angstige-ambivalente hechting
– vermijdende hechting
– gedesorganiseerde hechting
Deze verschillende hechtingsstijlen komen niet evenveel voor. Uit onderzoek blijkt dat tussen de zestig en zeventig procent van alle thuiswonende kinderen in Nederland, tussen de één en twaalf jaar, veilig gehecht is.
Een kind kan ook meerdere hechtingsstijlen ontwikkelen: bijvoorbeeld een veilige hechting aan de moeder en een onveilige hechting aan de vader, of andersom. Of misschien lukt het niet bij de ouders, maar kan het kind wel veilig hechten aan zijn oma, die hem verzorgt. De persoon met wie een kind die veilige hechting heeft, voelt voor hem als zijn veilige haven.
Veilige hechting
Van alle kinderen is zestig tot zeventig procent rond hun vierde levensjaar veilig gehecht aan hun ouders of verzorgers. Dit betekent dat zij een veilige haven vormen en dat het kind heeft geleerd op zichzelf en op anderen te vertrouwen. Er is een goede balans tussen hechtingsgedrag (nabijheid van de ouder of verzorger zoeken) en exploratiegedrag (zelf op onderzoek uitgaan). Op de momenten dat het kind zich veilig voelt, durft hij zelf opdrachten uit te voeren en de wereld te verkennen. Voelt hij zich bang of verdrietig, dan zoekt hij zijn ouders op voor troost en veiligheid.
Een veilig gehecht kind ervaart de wereld daardoor als een ongevaarlijke en fijne plek. Hij wordt getroost na een nachtmerrie of een val op de speelplaats en als hij schrikt van een enge film of ruzie heeft gehad op het schoolplein, kalmeren zijn ouders of verzorgers hem. Als die (even) weggaan, kan het kind dat best even spannend of vervelend vinden. Sommige kinderen gaan bijvoorbeeld hard huilen of worden boos. Maar zodra bijvoorbeeld de vader of moeder weer terugkomt, maken ze net zo makkelijk weer contact en zijn ze snel weer gerustgesteld.
Lees meer: Alle oorzaken van verlatingsangst op een rij
Fases veilige hechting
Een veilige hechting verloopt als volgt:
- Fase 1: 0-3 maanden
Al vanaf de geboorte zoekt een baby onbewust (instinctief) contact met zijn ouders. Hij gaat op zoek naar de ronde vormen van je gezicht en ogen en herkent jullie stemmen. Hij vertoont gedrag om te zorgen dat je in de buurt blijft, zoals huilen, grijpen en sabbelen. Veel lichamelijk contact is in deze fase belangrijk. - Fase 2: 3-6 maanden
Je baby gaat zich nu bewust hechten aan een aantal vaste personen, die hij veel ziet of die hem verzorgen. Zoals ook opa en oma of de leidster op het kinderdagverblijf. Hij ontwikkelt vertrouwen in anderen en hecht zich aan mensen die adequaat reageren op zijn behoeften. Voor een goede hechting is het nu belangrijk dat er niet te veel verschillende mensen voor hem zorgen. - Fase 3: 6-12 maanden
In deze fase kunnen kinderen eenkennig worden en scheidingsangst. Je baby begint te leren dat je nog steeds bestaat als hij je niet ziet en wil daardoor bij je in de buurt blijven. Rond de negen maanden is de kritieke fase van het hechtingsproces voorbij en als die goed is verlopen, is je kind veilig gehecht. De hechting wordt daarna nog wel sterker. - Fase 4: 1 tot 3 jaar
Als een kind veilig gehecht is, nemen de scheidingsangst en eenkennigheid ook weer af. De piek ligt vaak rond de achttien maanden, daarna krijgt je kind door dat hij erop kan vertrouwen dat jij vanzelf weer terugkomt. Dat geeft hem een veilig gevoel en zelfvertrouwen, dat nodig is om het proces van losmaken langzaam te beginnen. - Fase 5: vanaf ongeveer 3 jaar
Je kind kan zich nu steeds beter inleven in de mensen aan wie hij gehecht is en zoekt niet alleen meer contact omdat hij dat zelf nodig heeft, maar ook omdat de ander het leuk vindt. Hij krijgt ook steeds meer behoefte aan zelfstandigheid.
Lees ook: Hechtingsproblemen, zo herken ze je bij een kind
Onveilige hechting
Veilige hechting is niet vanzelfsprekend: ongeveer dertig tot veertig procent van de kinderen raakt onveilig gehecht. Een onveilige hechting kan allerlei oorzaken hebben, zoals problemen binnen het gezin, relatieproblemen tussen de ouders of problemen bij het kind, zoals een ziekte waardoor hij lang in het ziekenhuis moet liggen, of bijvoorbeeld als hij een huilbaby was en contact maken in de eerste hechtingsfase moeilijk was.
Risicofactoren voor onveilige hechting
Er zijn allerlei mogelijke oorzaken voor een onveilige hechting. De risicofactoren bij de ouders/verzorgers of binnen het gezin wegen zwaarder dan de risicofactoren bij het kind.
- Risicofactoren bij de ouders of verzorgers:
– relatieproblemen
– psychische problemen bij een ouder of verzorger
– overbezorgdheid
– ongevoelige of ontoegankelijke ouders
– niet reageren op de behoefte van het kind
– ouders die zelf onveilig gehecht zijn
– onverwerkte trauma’s
– tienermoederschap
– alleenstaand ouderschap - Risicofactoren binnen het gezin:
– armoede
– werkloosheid
– stress binnen het gezin
– verwaarlozing
– mishandeling of misbruik
– wisselende relaties of mede-opvoeders - Risicofactoren bij het kind:
– kinderen met een moeilijk temperament
– baby’s die lang in de couveuse hebben gelegen
– lang verblijf in het ziekenhuis op jonge leeftijd
– huilbaby’s
– complicaties bij de geboorte
– kinderen met een handicap
– trauma
– adoptiekinderen
– pleegkinderen
– kinderen van een draagmoeder
– verlies van een ouder of verzorger
Uit onderzoek blijkt overigens dat kinderen zich net zo goed kunnen hechten aan vervangende ouders – pleegouders, adoptieouders, een opa of oma die hen verzorgt – als aan hun biologische ouders. Er is wel een risicofactor als een kind niet opgroeit bij de biologische ouders, maar als de band met de vervangende ouders goed is, kan het kind zich in principe veilig gehecht ontwikkelen.
Lees ook: Hechtingsproblemen, zo herken je ze
Hechtingsstijlen bij onveilige gehechtheid
In de psychologie worden drie onveilige hechtingsstijlen onderscheiden: de angstige of ambivalente hechting, de vermijdende hechting en de gedesorganiseerde hechting. Een onveilige hechting kan zich op allerlei manieren uiten, bijvoorbeeld in gedragsproblemen. Vooral een gedesorganiseerde hechting kan tot grote problemen leiden bij kinderen, zoals agressief probleemgedrag. Op latere leeftijd hebben deze kinderen een grotere kans op psychiatrische stoornissen, hechtingsstoornissen genoemd.
-
Angstige-ambivalente hechting
Het gedrag van een kind met deze hechtingsvorm is ambivalent: het ene moment is alles oké, het volgende moment is hij helemaal overstuur. Hij houdt constant in de gaten of hij niet alleen wordt gelaten, soms komt hij daarom niet eens aan spelen toe. Hij voelt zich erg onveilig, waardoor hij zo dicht mogelijk bij zijn moeder of vader wil zijn. Hij klampt zich vast, maar kan dit ook weer zo beklemmend vinden dat hij zich ineens losrukt.
Deze kinderen zijn onzeker, waardoor ze dicht bij hun ouder blijven en niet zelf op onderzoek uit durven gaan, of passief zijn. Vaak reageren deze kinderen angstig als de ouder weggaat, en als de ouder weer terugkomt zijn ze boos of verontwaardigd. Dan wil het kind bijvoorbeeld meteen opgepakt worden, maar wordt vervolgens boos omdat de ouder weg is geweest, en wurmt zich weer los.
Er kunnen meerdere redenen zijn voor een angstige-ambivalente hechting. Het kan komen door een aangeboren temperament, maar ook door negatieve ervaringen in het verleden. Een extreem overbezorgde ouder heeft een grotere kans een ambivalent gehecht kind te krijgen. Maar ook ouders die vaak onvoorspelbaar of inconsequent reageren. Of ouders die vooral op hun kind reageren vanuit hun eigen behoefte; als het kind vraagt om een knuffel, of om samen te spelen, reageren de ouders hier niet op. Maar op een later moment willen de ouders dit wel, terwijl het kind er dan geen behoefte aan heeft.
Test hier: Ben ik overbezorgd?
-
Vermijdende hechting
Deze kinderen gaan al het emotionele contact uit de weg. Gaat een ouder weg, dan maakt hem dat niet uit en bij terugkomst reageert hij niet of nauwelijks. Ook op knuffels komt geen reactie, of het kind weert lichamelijk contact af. Bij een val van het klimrek houdt hij zich groot en zoekt nergens troost. Deze kinderen keren zich vaak naar binnen als ze pijn, angst of verdriet hebben. Of het komt er later uit in de vorm van agressie.
Een kind met deze onveilige hechting zorgt ervoor dat hij niet door anderen gekwetst kan worden. De oorzaak is dat hij zich te vaak afgewezen heeft gevoeld. Daardoor onderdrukt hij gevoelens van angst, stress, pijn of verdriet. Het kind heeft geleerd dat hij niet op zijn ouders kan rekenen in zo’n situatie, en vermijdt daarom maar het contact met zijn ouders. Maar ook met andere mensen: ze houden liever afstand, uit angst om afgewezen te worden.
Deze vorm van onveilige hechting komt vaak voor bij kinderen van wie de ouders niet reageren op hun behoeften, ouders die ongevoelig of zakelijk zijn, weinig knuffelen of troost bieden, of erg streng zijn tegen hun kind. Maar het kan ook door andere oorzaken ontstaan. Het kan voor ouders van een kind met vermijdende hechting moeilijk zijn om met hem om te gaan, bijvoorbeeld als hij niet geknuffeld wil worden. Het is belangrijk om hier begeleiding bij te krijgen, zodat de cirkel van het niet kunnen uiten van emoties wordt doorbroken en ouders een manier vinden om hun kind te laten voelen dat ze van hem houden.
-
Gedesorganiseerde hechting
Deze vorm is de meest onveilige hechtingsstijl. Kinderen met deze hechtingsstijl kunnen angstig reageren op hun ouder of verzorger, of ze raken verward en weten niet meer hoe ze moeten reageren. Het ontstaat vaak na een traumatische ervaring en komt vooral voor bij verwaarloosde, mishandelde of misbruikte kinderen. Maar het kan ook gebeuren na het verliezen van een ouder, of als een ouder psychische problemen heeft.
Kinderen met een gedesorganiseerde hechting hebben vaak geen idee welke mensen ze wel en niet kunnen vertrouwen. Als hun ouder weggaat, kunnen ze heftig reageren en als de ouder terugkomt, kunnen ze ‘bevriezen’. Ze kunnen zich vastklampen aan de ouder, of de ouder juist afweren. Ze missen balans. Deze kinderen hebben geleerd dat hun ouder of verzorger erg onvoorspelbaar is, of misschien zelfs gevaarlijk of beangstigend. Ze durven daardoor niet op hun ouder te vertrouwen en hebben geen mensen in hun leven aan wie ze veilig gehecht zijn.
Lees ook: Kindermishandeling, herken de signalen
Hechting herstellen
Rond het vierde levensjaar is een kind op een bepaalde manier gehecht. De hechtingsstijl kan nog wel veranderen. Als een kind een moeilijke start heeft gehad, betekent dat dus niet dat hij voor altijd onveilig gehecht zal zijn. Een onveilige hechting kan worden hersteld, hoewel de invloed wel blijvend is. Het verschilt per situatie en per kind hoeveel last hij daar in zijn latere leven nog door zal ervaren.
Vaak ontstaat een onveilige hechting door gedrag van de ouders, maar niet altijd. Het kan voor ouders zelf moeilijk te duiden zijn welk gedrag of welke situatie een ongezonde invloed heeft op de band met hun kind, en hoe ze dat kunnen veranderen. Ook kunnen gevoelens van schaamte of schuldgevoel spelen bij de ouders. Het is daarom wijs en een heel dappere stap om daar professionele begeleiding bij te zoeken. Loopt het thuis niet lekker, vertoont je kind bepaald gedrag waardoor je denkt dat er hechtingsproblemen spelen, bespreek dit dan met de huisarts of de jeugdarts op het consultatiebureau. Er zijn allerlei vormen van begeleiding, bijvoorbeeld door een kinderpsycholoog of kindercoach of met opvoedingsondersteuning.
Lees hier meer over hoe je hechtingsproblemen herkent.
-
ByKay X Prénatal limited bouclé draagzakEen echte eyecatcher!
-
Nijntje x Little Dutch wagenspannerEenvoudig te bevestigen op iedere kinderwagen
-
Compacte buggySuper eenvoudig om met je kindje op pad te gaan
-
WOW bag luiertas EllaKlassieke luiertas gemaakt van vegan leather
-
Houten loopfiets 4-in-1Kan als twee- en als driewieler gebruikt worden
Van veilig naar onveilig gehecht?
Twee derde van de veilig gehechte kinderen blijft de rest van zijn leven veilig gehecht. Maar ook een veilige hechting kan nog veranderen. De band kan bijvoorbeeld verstoord worden door een heftige of traumatische gebeurtenis. Daarom is het belangrijk om altijd aandacht aan te blijven besteden aan de band met je kind. In lastige tijden is het niet gek om hier hulp bij te zoeken, eventueel ook voor jezelf. Hoe beter jij mentaal en emotioneel in balans bent, hoe beter je een veilige haven kunt zijn voor je kind.
Dit artikel is tot stand gekomen en goedgekeurd door artsen en andere (medische) deskundigen van het Ouders van Nu expertteam.
Bronnen: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Parnassia Groep